Onvoltooid
Op weg naar de arts gaat Adriën een coffeeshop binnen. De scène die dan volgt moet een toespeling op de werkwijze van Marcel Proust zijn die aan een madeleine genoeg had om een hele beeldenstroom uit de verloren tijd in gang te zetten. Adriën is in een herfstig Nederland: hij bestelt een kop erwtensoep en krijgt daarbij ‘twee driekantige plakken zwart roggebrood met katenspek ertussen’: een sandwich. Deze ‘prikkel van buiten’, gevoegd bij zijn doodsangst, is dan genoeg om het embargo op verdrongen beelden op te heffen. Hij ziet de situatie voor zich waarin hij samen met Frank en Karine optreedt: een nacht in de eindexamentijd; een groep aangeschoten jongelui; Karine heeft het koud en vraagt of ze op Frank mag komen liggen. Het windt hem op; hij krijgt een erectie - evenals de toeschouwer van dit tafereel: Adriën. Dan nodigt Karine Adriën uit haar af te dekken: ‘Jullie moeten een sandwich van me maken.’ Adriën is geschokt: ‘Wat Karine in een onschuldige, “geklede” vorm voorstelde, was ongeveer de constellatie die alleen in mijn intiemste gedachten paste. Mijn geheim werd prijsgegeven, als in een cryptogram. Twee mannen verkerend met dezelfde vrouw [...] Het beeld was voor mij, in het zoeken naar mijn sexuele grenzen, een soort conclusie geweest: tot hier en niet verder. Ik wist, dit is de enige manier om me met een man te verenigen: via een vrouw, allebei verpakt in die vrouw, van elkaar gescheiden door een dunne, elastische wand, waar doorheen onze bewegingen en oneffenheden voor elkaar voelbaar zouden zijn en waarachter we de klop van ons bloed aan elkaar konden doorseinen.’ Maar nu dit ‘visioen van alle zintuigen’ werkelijkheid dreigt te worden, schrikt Adriën ervoor terug. Hij laat Karines sandwich onvoltooid.
Adriën legt een relatie tussen het herinneringsbeeld en de uitslag van de neuroloog dat hij niets mankeert: dit laatste verleent voorspellende kracht aan het beeld van de onvoltooide sandwich. ‘Ik had hem niet afgemaakt, dus bleek ik, in tegenstelling tot Frank en Karine, ongedeerd.’ Zo krijgen vanuit het heden de beelden in het verleden betekenis - in het bijzonder dit pregnante sandwichbeeld, dat bijna schaamteloos uitnodigt tot een freudiaanse interpretatie. Indachtig het overige werk kun je minstens zeggen dat het ‘de hele Van der Heijden’ bevat.
Het boek eindigt met een staaltje doodsverachting uit dezelfde jeugdperiode - levensgevaarlijk autoscheuren tussen rotswand en diep water, waarbij Adriën toch een angstschreeuw niet kan onderdrukken.
Een boek vol dood, maar het toont een zeer vitaal schrijverschap. Van der Heijdens oog voor het detail en de ‘omzichtige’ beschrijving daarvan, zijn verweving van een complexe psychologische betekenislaag met schijnbaar alledaagse gebeurtenissen, maken dat zijn werk wel realistisch lijkt maar het toch niet is. Ook De sandwich is daarvan een voorbeeld - het gaat over heel wat meer dan alleen over de toevallige dood van twee kennissen van een schrijver. Het is daarbij ook de verantwoording van een schrijverschap dat terecht bekroond is.
■