Vertaald
Tj'in door Jean Lévi, vertaling Marie van Dijk en Tineke van Dijk (Arena, 290 p., f 37,50). Tj'in of de roman over de Eerste Verheven Keizer, Tj'in Sjehwang-ti, die wreed en wellustig, heerszuchtig en geraffineerd wordt genoemd. Het is tevens de geschiedenis van de geboorte van China (zo'n 2300 jaar geleden), dat het rijk van de absolute macht werd. Lévi zegt in zijn nawoord dat hij weliswaar historische informatiebronnen en authentieke filosofische verhandelingen gebruikte, maar nooit een geschiedenisboék heeft willen schrijven, zelfs geen historische roman. Zijn doel was om de atmosfeer op te roepen, niet om een tijdperk te reconstrueren. Het resultaat is een intrigrerend verhaal waarin de wortels van het China van nu worden blootgelegd. De Tj'in-periode is volgens de auteur een afspiegeling van onze eigen tijd; de staatsinrichting zoals die toen werd ingevoerd is gedurende de meer dan twintig eeuwen die verstreken zijn blijven voortleven in diverse gedaanten; het huidige regime zou er de jongste incarnatie van zijn. De geschiedenis van wreedheden zoals wij die kennen uit de Culturele Revolutie is dus niet nieuw.
Peter de Grote, tsaar van Rusland door Henri Troyat, vertaling Frits Andriessen (Gottmer, 334 p., f 34,50). Troyat geeft zijn boek, in tegenstelling tot Lévi, wel de ondertitel Historische roman mee. Beschikte hij maar over het talent van Lévi dan had ik net zo geboeid over de tijd van de tsaar gelezen als over die van de Eerste Verheven Keizer. Helaas, de levensbeschrijving van Peter de Grote heeft niet het formaat van de reuzen-zoon van Aleksej Michailovitsj en diens tweede vrouw Natalia Narisjkina, terwijl zijn daden aanleiding genoeg geven er veel van te maken. De stijl is kinderachtig (korte zinnen, vraag en antwoord) en de inhoud opsommerig. ‘Wie komt er nu op de troon? De hoge geheime raad komt weer in actie. De mannelijke lijn van de gevreesde hervormers is uitgestorven.’ Et cetera. Deze legendarische gigant verdient een beter geschreven biografie.
Tussen de Russen door Colin Thubron, vertaling redactiebureau Vermo (Bigot & Van Rossum, 208 p., f 27,50). Colin Thubron beschikt over alle noodzakelijke eigenschappen voor een reisjournalist: eruditie, nieuwsgierigheid en argeloosheid. Bijna was zijn onthullende en vaak ontroerende boek over het Rusland van de jaren tachtig niet geschreven omdat een Russische immigratie-ambtenaar zijn (voor hem onleesbare en daarom extra verdachte dagboekaantekeningen) in beslag nam; gelukkig kreeg hij ze terug. Toen Thubron nog een jongen was, domineerde de landmassa van Rusland op een kaart aan de muur van het klaslokaal. ‘Ik groeide op in haar schaduw, zoals mijn ouders waren opgegroeid in de schaduw van Duitsland.’ Dertig jaar later gaat hij, alleen, op reis in een oude Morris Marina en is hij van plan tussen de Baltische zee en de Kaukasus 15.000 kilometer te rijden over bijna elke weg die hij mag gebruiken. Thubrons speciale belangstelling gaat uit naar mensen; hij ontmoet mensen van alle leeftijden, beroepen en interesses, waaronder dissidenten, dichters, dronkaards en homoseksuelen. Ook komt hij in aanraking met de KGB. Zoals The Times Literary Supplement al zei: het is een van de beste reisboeken van de laatste jaren.
Een laatste groet door Viktor Astafjev, vertaling Lourens Reedijk (Meulenhoff, 442 p., f 45, -). In Thubrons reisboek neemt het Russische landschap een bescheiden plaats in als je dat vergelijkt met de hoeveelheid woorden die de uit West-Siberië afkomstige schrijver Viktor Astafjev (1924) aan de woeste natuur van zijn land besteedt. De Jenisej, een rivier in Astafjevs geboortestreek, domineert in bijna al zijn verhalen. Deze in 1976 gepubliceerde roman in verhalen (een vervolg op De beschermengel) voegt een nieuw deel toe aan zijn reeks autobiografische vertellingen. De laatste groet wordt gebracht aan zijn grootmoeder door wie de jongen Vitja is opgevoed en die de belangrijkste persoon is uit zijn jeugd. Het leven is hard en al snel wordt er van het kind verwacht zelfstandig te zijn, zonder dat hij daar goed op is voorbereid. Vitja belandt in een kindertehuis, wordt opgeleid tot spoorwegarbeider en meldt zich na het uitbreken van de oorlog als vrijwilliger. De familieleden, maar ook de overige personages zijn stuk voor stuk kleurrijk; allen worden, zonder dat hun zwakke kanten verhuld worden, liefdevol beschreven, in schitterend ‘typisch Russisch’ proza.
De Uil door John Hawkes, vertaling Peter Bergsma (Goossens, 93 p., f 17,50). De novelle De Uil dateert uit 1954, de vroege periode van de Amerikaanse auteur John Hawkes, wiens werk sterk door het surrealisme is beïnvloed. Geweld is een vast gegeven in zijn boeken. In dit verhaal, dat zich afspeelt in het denkbeeldige Italiaanse stadje Sasso Fetore (letterlijk; ‘Grafstank’), is de beul, die een schrikbewind uitoefent, handlanger van het fascisme. De verteller, De Uil (= de beul) houdt er afschuwelijke denkbeelden op na; hij verafschuwt vrouwen en alles wat maar riekt naar ordeloosheid of seksualiteit. Een ieder die de rust in zijn machtsgebied verstoort vormt een bedreiging en dient uitgeschakeld te worden. Het is een gruwelijke geschiedenis; als een nachtmerrie ontrolt zich het drama voor het oog van de lezer, wetend dat er geen licht daagt en dat niets of niemand De Uil kan vermurwen.
MARIJKE HILHORST