Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Het geheim van een opgewekt humeur door H.C. ten Berge Uitgever: Meulenhoff, 244 p., f34,50Jacques KruithofSinds zijn debuut met de dichtbundel Poolsneeuw in 1964 heeft H.C. ten Berge een reputatie opgebouwd als dichter van betekenis, als bewerker en bezorger van teksten uit oudere en andere culturen (middeleeuwen, Azteken, Eskimo's) en als tijdschriftleider, vooral van het eerste Raster dat ver over de grenzen van het Nederlandse taalgebied en van de oude wereld keek. Daarnaast maakte hij vertalingen, onder andere van Ezra Pound, en was hij mondjesmaat essayistisch en kritisch werkzaam; Een schrijver als grenskozak (1977) is een uitvoerig interview met de bewonderde schrijver F.C. Terborgh. Zijn prozawerk bestond tot voor kort uit de verhalenbundel Canaletto (1969) en de bekroonde ‘roman’ Een geval van verbeelding (1970), die allebei later in andere gedaanten opnieuw zijn uitgegeven. In het overzichtsboek Het literair klimaat wordt over Ten Berges meest recente prozapublikaties opgemerkt dat ze ‘volstrekt ten onrechte door vrijwel geen criticus zijn waargenomen’, terwijl het toch ‘schitterende boeken’ zijn. Dat is uiteraard een onvriendelijkheid aan het adres van de literaire kritiek die evenwel lichtelijk gerelativeerd moet worden: Matglas (1982) en Zelfportret met witte muts (1985) waren herschrijvingen van Een geval van verbeelding, en dus niet kortweg ‘zo juist verschenen’ boeken. Wat niet wegneemt, dat het stilzwijgen inderdaad onterecht is. Ik heb trouwens de indruk dat de naam van Ten Berge de laatste jaren nog maar betrekkelijk weinig valt in het circuit van verwijzingen dat de actuele literatuur uitmaakt, en dat is op zijn minst betreurenswaardig bij zo'n vitale vertegenwoordiger van de ‘traditie van het nieuwe’. Nu is Ten Berge zeker niet iemand die naar een plaats in de schijnwerpers solliciteert: ‘Ik lees/hoe de schrijvende onderwereld van dit land/zich frenetiek met beuzelarijen/op de been houdt’ - dit polemische accent past natuurlijk volledig bij de oprichter van Raster. Toch lijkt Ten Berge mij veel minder een polemische en omstreden figuur dan sommige andere auteurs die bij dit tijdschrift thuishoren of ermee geassocieerd worden; ik kan me althans geen kabaal herinneren als ooit Sybren Polet of Anthony Mertens te beurt is gevallen. Misschien is de prozaïst in de schaduw van de dichter blijven staan - en over poëzie wordt helemaal veel te spaarzaam geschreven. Het doet dus goed te kunnen melden dat ‘zo juist verschenen’ is de nieuwe roman van H.C. ten Berge, Het geheim van een opgewekt humeur. Wie zijn eerdere werk kent, kan moeiteloos allerlei verbindingen aanwijzen in verteltrant, thematiek, personages en wat al niet, maar het boek staat geheel op eigen benen, en kan uitstekend dienst doen als introductie tot het oeuvre en de wereld van deze opmerkelijke auteur. | |
Zuivere ambitiesHet geheim van een opgewekt humeur bestaat uit drie delen. Het eerste heet ‘Amsterdam’ en voert de hoofdpersonen ten tonele: de schrijver Edgar Moortgat, zijn vriendin Coco en zijn jeugdvriend Hugo Radstake. Het tweede deel heet ‘Las Casas’, naar een stad in het zuiden van Mexico waar Hugo als antropoloog enige tijd heeft doorgebracht; in het derde, ‘Zuidveen’, worden de verhaaldraden afgewikkeld, al is de dramatische ontknoping mede in Amsterdam gesitueerd. Dat Zuidveen laat zich door een toespeling op de dood van Philip Sidney op de landkaart thuis brengen als Zutphen. Het boek doet zich voor als een lappendeken van teksten en fragmenten, wat vanzelfsprekend klopt met Ten Berges faam als ‘experimenteel’ schrijver, maar het laat zich zonder veel inspanning herleiden op een lineair na te vertellen verhaal. Dat maakt de zin van de gekozen vertelwijze allerminst ongedaan: de lezer kijkt afwisselend volgens de invalshoek van allerlei betrokkenen, en ziet des te beter hoe zij elkaar begrijpen of misverstaan. Moortgat, in weerwil van zijn Vlaamse en alcoholische naam, is de Nederlandse protagonist: een man van veertig met lang grijs haar, een broodschrijver die pornografische verhalen levert aan het maandblad Black Nipple. Daarmee verovert hij zijn vrijheid: ‘Wie geen fortuin had gemaakt of geërfd en toch zuivere ambities koesterde, moest langs een andere weg de materiële voorwaarden verwerven om het compromisloze te kunnen scheppen.’ Dat ‘compromisloze’ slaat op zijn leven en op zijn eigenlijke literaire werk. Moortgat heeft een vaste baan opgezegd om van de pen te gaan leven: het nomadenbestaan van de free-lancer en dat van de man alleen, die niet om vriendinnen verlegen zit, maar een vaste verbintenis uit de weg gaat. Er is sprake van een Welmoed, die zo aan hem hing dat hij steeds ontoeschietelijker werd, en van een Carla, dermate rechtlijnig en ongeneeslijk volwassen, dat ze hem uiteindelijk amper nog interesseert; ze wil een kind en een sedentair bestaan waar Moortgat ongeschikt voor is. Vervolgens leert hij Coco kennen, een Caribische schoonheid die de ster van allerlei pornofilms is, maar - net als hijzelf - iemand met een verborgen leven, teruggetrokken en eigenzinnig; op haar woonboot maakt ze ook een soort body-art-videobanden. Die opnamen verhouden zich tot haar werk om den brode als Moortgats werkelijke plannen tot zijn levensonderhoud: in de waslijst van projecten die hij onder handen of op het oog heeft, staat een boek dat ‘Het geheim van een opgewekt humeur’ als titel moet krijgen, en dat gaat bevatten zijn ‘met bloed geschreven autobiografische berichten en memoires’. Kennelijk is de lappendeken die de lezer hier in handen krijgt, de uitwerking van Moortgats dierbaarste project. | |
MythenIk bedoel met dat woord niets onaangenaams: Ten Berges roman is een soort dossier dat Moortgat opstuurt aan een tien jaar oudere kennis, de advocate Marian de Vos Moreau, die er haar commentaar aan toevoegt. Door haar leeftijd en ongehuwde, allicht zelfs maagdelijke staat, fungeert zij als de ideale lezeres: zijn erotische besognes zijn haar immers vreemd. Zo wordt Het geheim van een opgewekt humeur een kaleidoscopisch geheel: een relaas van Moortgat over zichzelf, in de derde persoon, met stukken uit zijn dagboek en brieven, kanttekeningen van de geadresseerde, ingelaste verhalen (een sprookje, Griekse mythen, een zestiende-eeuwse geschiedenis) rond familiedrama's met een incestueuze tint, bijdragen van vriendin Coco, waaronder Gorter-achtige gedichtjes, teksten van de vroegere schoolkameraad Radstake, wiens voornaamste historie uit een oude Mexicaanse kroniek achteraf gefingeerd blijkt te zijn, briefjes van vorige vriendinnen, en daar tussendoor citaten uit achttiende-eeuwse traktaten, strofen van Maurice Gilliams, aanhalingen van Flaubert en Hölderlin, en een lang gedicht van Xavier Villaurrutia (1903-1950), die in zijn werk nogal wat Grieks en mythisch aandoende familiale rampen heeft behandeld. De mythen in kwestie zijn onder meer in de Metamorphoses van Ovidius te vinden: de verkrachting en wraak van Philomela (boek VI) en de bloedschande tussen Smyma en Cinyras (boek X): De Vos Moreau geeft er nog een handvol juridische gevallen bij. Al deze ingevoegde, elkaar uitlokkende geschiedenissen komen samen in de half tragische, half potsierlijke ontknoping van de roman; zoals ik hen hier heb opgesomd, lijkt het wellicht uiterst ingewikkeld, in feite laat het geheel zich door een aandachtige lezer vrij eenvoudig op een rij zetten. Het geheim van een opgewekt humeur is eerder rijk aan facetten en weerkaatsingen dan uitgesproken gecompliceerd. Zoals gezegd, stevent de roman op een drastische ontknoping af; ik zie de verfilming al voor me. Oudergewoonte zal ik er niet erg mededeelzaam over zijn: Hugo Radstate wordt de dupe, en dat einde is ter dege voorbereid; zelfs de goede verstaander van deze bespreking kan reeds het een en ander vermoeden. In het laatste hoofdstuk ontdekt hij, evenals vriendin Carla, de verhouding tussen Moortgat en Coco (die eigenlijk anders heet): in beide gevallen voert dat, als in een klassiek treurspel, tot een finaal inzicht. Bij Hugo, tevoren mislukt als vakman, echtgenoot en vriend, werkt die onthulling als de voltrekking van een noodlot. Hij blijkt, zo simpel gezegd als het ten leste ook is, niet tegen het leven opgewassen. Men kan dat tragisch vinden, maar niet voor niets schrijft Vondel in zijn vertaling van Ovidius: ‘Hoe weinig weet de mens wat nut is.’ Radstake contrasteert met Moortgat, die misschien even weinig weet, maar wel beseft: ‘Ik moet verder - als het kan zonder blijvende kwetsuren.’ Dat gaat tevens op voor de geliefde Coco, die door de afloop niet minder geteisterd is: zij tweeën zijn, kome wat komen mag, in laatste instantie tegen het leven, tegen het voortdurende verlies bestand. De advocate beweert van Moortgat dat hij een ‘bikkelharde kern’ bezit - dat is een schromelijke overschatting, maar hij houdt het wel vol, en zet zich schrap. | |
IJzersterk librettoHet geheim van een opgewekt humeur: de titel is ontleend aan een reclame voor koffie, en verklaart met de nodige ironie waarom men verder kan leven, dankzij een rode draad, bijvoorbeeld het schrijverschap, het ‘compromisloze’, in een nomadisch bestaan. Dat is al vaker gezegd, ook door Ten Berge zelf, en het begint onderhand op het eerste gebod van de moderne literatuur te lijken, maar ik kan het niet dikwijls genoeg horen en herhalen. De bittere waarheid is tenslotte iets anders dan een geloofsartikel. Sartre schrijft ergens in zijn Carnets de la drôle de guerre dat je in zekere zin gemakkelijk praten hebt, zolang je nooit iets onherstelbaars is overkomen - waarop slechts valt te repliceren dat ieder voor zich bepaalt wat onherstelbaar, wat fataal is. Een recensie is niet de geëigende plek voor een schoolse analyse en detailkritiek, daarom volsta ik tot slot met een paar klitten die ik uit Moortgats manen pluk.
Vervolg op pagina 18 |
|