De ego-ethiek
Ten Braven.
Tegen iedere verwachting in heb ik me tot een liefhebber van Peter van Straaten ontwikkeld. Van Straaten als schrijver dan. Al weer heel wat jaren geleden, toen Carmiggelt ophield met zijn columns op pagina 3 van Het Parool, ontstond er in het Zaterdags bijvoegsel van die krant een samenwerkingsrubriek met een wekelijkse Kronkel en een Zwaarmoediger Tekening van Van Straaten. Ondanks het generatieverschil sloten die verhalen en illustraties qua perspectief, sfeer en stijl feilloos op elkaar aan.
Toen Carmiggelt ook uit die rubriek langzamerhand faded away, begon de schepper van Vader en Zoon rond zijn wekelijkse tekening kleine anekdotische verhaaltjes, grapjes en beschouwinkjes te groeperen.
Ik hield eerlijk gezegd mijn hart vast: waarom zou een tekenaar in 's hemelsnaam óók nog kunnen schrijven? Weliswaar zat er in zijn strips van oudsher een vertellend element, maar er gaapt toch een kloof, heel wat breder dan die van een generatie, tussen cartoons die één moment zo karakteristiek mogelijk vastleggen en verhalen die uit hun aard op gebeuren en verandering zijn ingesteld.
Toch, na een wel érg ontspannen begin met ietwat keutelige stukjes proza, ontpopte Van Straaten zich tot een meester op beide wapens. Daar ben ik vooral door de Agnes-strip in deze krant van doordrongen geraakt. Ik lees die afleveringen uit het leven van een zelfstandige-maar-afhankelijke-vrouw-van-nu bijna wekelijks met groeiende bewondering.
Ze leveren allerwonderlijkste literatuur op, die Agnes-episoden. Iedere keer zijn er weer mannen of vrouwen in Agnes' leven van wie ik blijkbaar verondersteld word te weten wie zij zijn: vroegere mannen, collega's, vrienden, verloofdes of losse minnaars. Ik kan het echt niet allemaal bijhouden maar dat blijkt niet te storen, zoals het ook bij een goede kennis niet hindert als je haar levensloop soms een paar weken uit het oog verliest.
Als ik Agnes dan weer tegenkom, loop ik gefascineerd mee op om haar nieuwe belevenissen te horen, want Peter van Straaten vertelt daar recht door zee en zonder franje over, eenvoudig maar niet simpel; telkens nieuwe variaties op één thema: wat mogen we en wat kunnen we in ons eigen egotijdperk; en uit die scherven en brokstukken ontstaat geleidelijk een samenhangende ethologie van onze dagen.
Maar nu kijk ik met spanning uit naar het onvermijdelijk moment waarop het leven van Agnes in een boekje te koop zal liggen als een heuse roman. De meeste schrijvers van verhalen in succesrijke afleveringen worden immers na verloop van tijd aan hun jasje getrokken door uitgevers die hen willen bundelen.
Soms is dat ook al bij voorbaat de bedoeling. Heel wat uiteenlopende schrijvers als Heijermans, Balzac of Dickens zagen zich uit geldnood gedrongen beloften te doen aan uitgevers en voorschotten aan te nemen voor romans waarvan nog geen letter op papier stond. Vervolgens werden die in feuilletonvorm geconcipieerd en in porties van 1500 woorden in kranten uitgeserveerd, voordat de schrijver zelf nog een uitgebalanceerde visie op het hele boek had ontwikkeld. En zonder dat hij, met die steeds dreigende vervaldatum van het contract in zijn rug, de gelegenheid had het uit zijn pen gewrongen manuscript te herschrijven en tot een geheel bij te schaven.
Dat op die manier soms toch meesterwerken ontstonden (Dostojevski!) is even raadselachtig als het menselijk vermogen om simultaan blind te schaken en uit het hoofd een hogere machtswortel te trekken uit een enorm getal. In al deze gevallen wordt namelijk van ons brein gevergd een angstaanjagend aantal gegevens tegelijk paraat te hebben om ermee te spelen.
Maar de schrijver van de Agnes-verhalen staat toch nog voor een extra probleem en dat geldt ook voor het meesterlijke relaas van Koos Taks belevenissen in de Haagse Post, waar wekelijks de alcoholisch aangedreven verslaggever Tak van de Tijdgeest zich op microniveau een weg door de jungle van het bestaan kapt. Wat zíjn geestelijke vaders, Rijk de Gooijer en Eelke de Jong, met Peter van Straaten gemeen hebben is juist dat hun hoofddoel niet het boekje is dat er zonder mankeren eens uit voort zal vloeien.
Waar op gemikt wordt is veeleer een per week afgeronde episode die telkens zijn eigen expositie, intrige, crisis, catastrofe en afronding beleeft. Het lijkt haast even onmogelijk om uit deze fragmenten een hechte roman te maken als een avondvullend toneelstuk op te bouwen uit losse cabaretsketchjes met elk voor zich een eigen frappe.
De gaafheid van zo'n geheel lijkt altijd strijdig met de in zichzelf besloten rondheid van de delen. Bij Dickens of Balzac is er ook vaak een woekering van de details te constateren ten koste van de grote lijn. Maar die verliespost telt alleen voor wie van literatuur iets anders verwacht dan van een verslag van de werkelijkheid, namelijk een gesloten compositie die één gedachte illustreert.
Heel veel mensen nemen dat trouwens niet in hun pakket van eisen op. Zij lezen net zo lief een bundel korte verhalen als een doorgecomponeerde roman. Of ze kijken met groot plezier naar een serie op de televisie die het moet hebben van de naar oneindigheid strevende reeks afleveringen, zonder dat het gemis van een afronding of slotakkoord deze tv-verkleefden stoort.
Er zijn blijkbaar mensen die een ongekamde stroom details met genoegen langs zich heen zien trekken. In dat opzicht zijn ze te vergelijken met contemplatieve zielen die aan een tafeltje bij het raam uren lang kunnen uitkijken naar de passanten in de Leidsestraat. Of die zich kostelijk amuseren met het eindeloos spellen van onsamenhangende berichten in een krant.
Zelf ontvlucht ik de vormeloosheid en het gebrek aan betekenis in de werkelijkheid liever in de veilige structuren van een mooi volgehouden geheel; maar het gebrek aan grote lijn in de verhalen rond Agnes en Koos Tak correspondeert zo sterk met de rommelige ethiek van onze dagen dat de miniatuurtjes in dit opzicht juist een scherper beeld projecteren dan in een strak gecomponeerde roman haalbaar zou zijn.