Als Dominique Fernandez schrijft, sluit hij zich volledig af van de buitenwereld. Dan trekt hij zich terug in een afgelegen huis op Sicilië waar geen tv, radio of telefoon is. ‘Ik zit midden in m'n roman, dag en nacht, en al dromend komen mijn zinnen vanzelf. Het vereist een enorme concentratie. Als enige afleiding luister ik elke dag een uur naar muziek, dat is voor mij van levensbelang. Geef me de keus tussen doof, blind of stom en ik zou zonder aarzelen kiezen voor niet kunnen praten. Mijn grootste verdriet in het leven is, dat ik geen piano kan spelen. Ik ben dol op opera's, mijn romans zijn ook een beetje als opera's geconstrueerd: er zitten “gezongen” passages in en emotionele momenten en verhalende gedeelten.’ Wel véél verhalende gedeelten waren er, zeg ik, in zijn laatste roman L'amour. Het is meer een kunsthistorische, overigens briljante, beschouwing over de opkomst van de Romantiek, de tegenstelling tussen de Weense barok en het Franse classicisme en een tour guidé langs monumentale bouwwerken, dan een roman. ‘Dat is zo, er zit vaak een essay-achtige kant aan mijn romans. Een roman moet voor mij een totaal beeld zijn: er is een verhaal, maar er is ook reflectie. Ik houd van uitweidingen en beschrijvingen. Het gaat toch niet om het simpele verhaaltje? Geschiedenis, mythen, daardoor worden we gevoed. Schrijvers moeten iets te zeggen hebben, talent alleen is niet voldoende. Ook bij Proust zijn er prachtige gedeelten die geen roman zijn maar zuiver filosofische overdenkingen. Je moet je kunnen installeren met een boek, vind ik.’
Dat zal wel gaan met uw boeken, minder dan 400 pagina's zijn ze de laatste tijd nooit.
‘Ik wil ook echte lezers, geen consumenten die het vlug even pakken en dan opzij leggen om naar de bioscoop te gaan. Ik wil boeken waarmee je kunt leven, die je kunt herlezen, die je kunt raadplegen.’
In L'amour zijn er tussen de twee protagonisten heftige discussies over, natuurlijk, de liefde: wat is zuivere liefde en hoe herken je die? De ene, Franz, vindt dat een seksuele relatie alleen maar mag bestaan als het doel voortplanting is. Tussen hem en zijn vriend Friedrich loopt het dan ook fout en Friedrich keert aan het eind zelfs keurig terug naar zijn verloofde in Lübeck. Hoe nu, wordt seks weer met voortplanting verbonden?
‘Ik deel het gezichtspunt van mijn helden niet op alle plaatsen! Kijk, ik heb zelf geëxperimenteerd met alles, ik ben getrouwd en heb twee kinderen, dus voortgeplant heb ik me al. Maar voor Friedrich is seks een obsessie. Zijn leven wordt dan ook een grote mislukking: hij droomde van zuivere liefde, dat wil zeggen buiten elke sociale context om. Daarom had hij ook zijn verloofde verlaten in het begin, omdat er een te grote druk op lag van huizen, geld en familie, zo'n laag cement waardoor een huwelijk gewoonlijk bijeengehouden wordt. En mijn held wil zich onderscheiden, hij is nog jong en romantisch en denkt dat er met een vriend meer kans is op zuivere liefde. Dat is toch zo in een homoseksuele relatie. Bevalt het niet meer, hop, men pakt zijn koffers. Homoseksualiteit is een vorm van vrijheid, men heeft geen bagage om het zo maar eens te zeggen. Er is meer kans - ik zeg kans, het is niet een recept - een verbintenis in vrijheid aan te gaan. De grote mythe in de liefde is de vrije liefde, of in overspel. Je ontworstelen aan de druk van buitenaf. Maar ja, met mijn helden lukt het ook niet. Franz gaat dood en Friedrich terug in de rij. Mijn definitie van liefde? Alors ça! (blijft een tijd stil). Er moet iets van constructie in zitten want ik ben een constructeur. Ik zou zeggen: het verlangen iets te maken dat buiten het materiële valt, een gezamenlijk leven maken buiten de maatschappelijke druk, iets maken uit niets. Het woord “liefde” heeft de dimensie “tijd” in zich, passie niet, dat is een verradelijk woord. Liefde is het meest belangrijke in het leven, ik kan niet leven als ik niet bemin. En het is voor mij belangrijker om te beminnen dan bemind te worden. Het mooist is als het samenvalt, maar toch, het eerste is belangrijker.’
Dat is een aangenaam gevoel?
‘Dat geeft betekenis aan het leven. Je leeft niet alleen maar voor jezelf, alles krijgt een zin. Ik ben mijn hele leven lang verliefd geweest. Niet alleen maar op mensen maar ook op boeken, op steden. Het is een esthetische behoefte, een behoefte om te bewonderen, te houden van mensen die ook kunnen houden van wat het ook moge wezen. Als ik schrijf is dat een daad van liefde: iets meedelen aan mensen van wie ik houd.’
Zijn uw verhalen daarom ook altijd chronologisch? U wilt aan alles betekenis geven, of het in elk geval in de hand houden.
‘Zeker. Mijn roman heeft een lotsbestemming, mijn held ook en alles heeft betekenis. Een lot is het tegengestelde van het absurde. Als je wilt dat alles een zin heeft, arrangeer je het ook vaak zo dat er een zin is. Het is een filosofische keus, een optie om te leven. Natuurlijk zijn er dingen die je niet kunt voorkomen - kanker, de dood van een kind, oorlog - maar er is een groot gedeelte dat men kan beheersen.’
Wat is uw fatum dan, denkt u? Wanneer gaat u dood?
‘Nog lang niet. De dood komt als je niets meer te zeggen hebt. Strauss' Vier Letzte Lieder zijn subliem, geven prachtig de sereniteit van de ouderdom weer, maar daar had hij ook de tijd voor. Mozart en Schubert deden in vijfendertig jaar waar hij vierentachtig voor nodig had. En ik? Ik moet nog zoveel schrijven. Elke keer als ik een roman af heb, denk ik dat ik niets gezegd heb, dat alles over moet. Ik heb nog wel tien boeken in mijn hoofd en daar heb ik mintens twintig jaar voor nodig.’
In de hand van de engel. Vertaald door Bert Simons en Petra Sjouwerman. Uitgever Arena, 462 pag., f 49, -.
L'amour. Uitgever Grasset, f 47,95.