Surrealisme
Dezelfde sfeer tref je aan in foto's zonder opschriften; vaak gaat het dan om beelden, poppen of mensen in plaats van tekstjes, en vaak is er sprake van wrange frivoliteit. Een Super-Jackpot-vrouw, wier middendeel van boezem tot netkousen bestaat uit een fruitmachine, of twee flirtende beelden op een Italiaans graf. Er is een koperen sater die een maenade rooft in een keurig café, zonder dat iemand er op let, en een man die gluurt naar een vrijend paartje - eigenlijk zijn het er twee, de ene met een fototoestel. Ook is er, driemaal, een jongetje met een gigantische teddybeer in zijn armen: de beer pluist helemaal om het jongetje heen.
Er zijn foto's van gebouwen, en foto's die doen denken aan foto's uit de jaren dertig: Moholy Nagy (hooggehakte damesbenen bij een hek), en vooral bestaat er een duidelijke verwantschap met Surrealistische fotografen van het type Boiffard (foto's van gebouwen en beelden), Atget en Eli Lotar. Surrealisten die wat Breton noemde ‘terrains vagues’ fotografeerden, plekken waar van alles kon gebeuren, of uitvergrote details zoals een grote teen, meestal ter illustratie van artikelen. Eli Lotar maakte voor George Bataille een slachthuisserie, waaronder één foto van afgehakte kalfspootjes, keurig twee aan twee op een rij tegen een kale muur. Ook bij Hermans kom je zulke pootjes tegen, vier op een rij tegen een kist, evenals een bakje schroefjes tussen twee vingers, een lichtknopje, twee omgevallen borstbeelden op hun rug aan weerszijden van een weg, in stille contemplatie van de wolken.
willem frederik hermans
Deze belangstelling voor het surrealisme komt ook tot uitdrukking in een artikel dat Hermans schreef over Atget, de Franse fotograaf die werd ontdekt door de surrealisten. Daarin vindt men ook veel van Hermans' opvatting over fotografie in het algemeen, belichaamd door Atget. In een passage over de bewonderaars van Atget schrijft hij: ‘Ik ben niet een van die bewonderaars. Hoe vaak ik de foto's van Atget ook bekijk, ik raak er niet op uitgekeken.’ Deze merkwaardige tegenstelling typeert zijn houding. Niet veel dingen of prestaties verdienen Hermans' onvermengde bewondering, zo ook niet die van een fotograaf. Wat een foto nu juist het mooiste maakt, zo komt hier naar voren, is het feit dat zij voor een belangrijk deel zichzelf maakt; de fotograaf verdient dus maar ten dele bewondering. ‘Maar foto's, niet waar, die hoeven niet “begrepen” te worden. Als iemand te horen krijgt dat hij slecht fotografeert, denkt hij mogelijk half en half onbewust: Zo, zo, ik ben dus nog te stom om op een knopje te drukken.’