Gebeeldhouwd
Ook in de resterende afdelingen komt het thema van 's mensen nietigheid herhaaldelijk aan de orde. Uit ‘Een natuurlijke straat’ citeer ik de regel: ‘Het is belangrijk dat ik onbelangrijk blijf / In de troostende nutteloosheid van mijn bestaan.’ Deze afdeling telt trouwens een aantal gedichten waarin Nolens opeens elliptisch gaat doen, à la Bernlef of Kusters, wat hem niet goed afgaat, en een gedicht over een steen, waarin een anorganische staat wordt verheerlijkt - niet helemaal Nolens' eigen motief, dunkt me. Nee, dan komt zijn verlangen naar stilstand veel beter uit de verf in de achttien sex- of septetten die hij onder de titel ‘De gedroomde figuur’ schreef naar aanleiding van werk van de beeldhouwer John Davies. Een gebeeldhouwde kop, door mensenhand gemaakt, spreekt de lezer toe, aanvankelijk vanuit zijn dubbelzinnige staat van onlangs geschapen artefact, maar allengs met een steeds dringender oproep om ook zo eeuwig onbeweeglijk te leven: ‘Word beeld, ook jij. Steek je vingers in je mond / En zoek een tong die slaapt in het onpersoonlijkst bloed’ en verder: ‘Ik heb me langzaam opgewerkt tot deze oorspronkelijkheid / Van hetzelfde gezicht als het jouwe.’
Een mooie gedachte, dat het symbool van tijdeloosheid, een universele stenen mensenkop, juist wordt voorgesteld als een antropomorf produkt. Met deze beeldgedichten verwijdert Nolens zich in De gedroomde figuur het verst van zijn oorspronkelijke ik-standpunt, en het lijkt me dan ook geen toeval dat hij de titel van juist deze cyclus tot die van de bundel heeft gekozen.
In de laatste afdeling ‘Het feest’ gebeurt iets wat in Vertigo ook al leek te gaan gebeuren, het licht breekt door, de donkere gedachten worden weggewuifd. ‘Laten we drinken omdat er niets te vieren valt,’ en deze invitatie tot roes eindigt paradoxaal met een bede om helderheid: ‘Laten we klinken tot elk gesprek doorzichtig wordt / Als een blinkende bel cognac.’ Een oplossing voor de levensmoeite die vol tegenstrijdigheden zit, maar niettemin: een oplossing. Zo bezien is De gedroomde figuur na Vertigo de tweede louteringstocht die Nolens vanuit het duister onderneemt; de dwangarbeid wordt omgezet in dubbelzinnige feestelijkheden. Het zal ook de laatste katharsis wel niet zijn, want het persoonlijke gehalte van zijn werk garandeert ook voor de toekomst weer de nodige inzinkingen en woede.
■