Boek - over het maken van boeken door Huib van Krimpen Uitgever: Gaade, 522 p., f145,-
Jaap Lieverse
‘Theoretisch en practisch, intellectueel en artistiek heeft Huib van Krimpen gedurende vele jaren gezorgd voor continuïteit in denken over het vormgeven en drukken van boeken. Hij is het uitroepteken van de Nederlandse boekverzorging. Op de meest aangename manier erfelijk belast als zoon van Jan van Krimpen heeft hij er voor gezorgd dat elke typograaf een gevoelig plekje in zijn hoofd heeft dat hinderlijk gaat krimpen zodra hij het zich gemakkelijk maakt of te snel geneigd is concessies te doen aan de altijd tot concessies verleidende techniek. (...) In 1966 publiceerde hij een onvolprezen handboek dat nodig herdrukt moet worden, het boek der boeken: Boek - over het maken van boeken.’
Dit citaat is afkomstig uit het juryrapport van de Laurens Jansz Costerprijs 1983, in dat jaar uitgereikt aan Huib van Krimpen. De wens tot herdruk is inmiddels in vervulling gegaan, want onlangs werd het eerste exemplaar van deze herdruk - als gold het een nieuw boek - door de directeur van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek Ernst Braches aan de auteur overhandigd. Dat gebeurde bij de zetter en drukker van het boek, de firma Enschedé te Haarlem, in een ruimte gelegen aan de serre van het gebouw. Dezelfde serre waarin de vader van de auteur, Jan van Krimpen, zijn voor de firma Enschedé, én het Nederlandse aanzien in de internationale geschiedenis van het gedrukte woord, zo'n belangrijke rol heeft gespeeld. Bram de Does zet die traditie voort: hij ontwierp in 1982 de trinité, een lettertype waar de herdruk van Boek - over het maken van boeken uit gezet is. Zó vlecht de geschiedenis haar verhaal, en legt zij haar accenten.
Ernst Braches sprak tijdens de overhandiging van het eerste exemplaar over Boek - over het maken van boeken als over een ‘brug’ tussen toen en nu, maar hij verzuimde erbij te zeggen waarom. Met dit ‘verzuim’ omzeilde hij de mogelijke en onuitgesproken kritiek: dat het boek met al zijn technische beschrijvingen uit een zo goed als voorbije periode moeilijk in deze tijd zou passen. Maar hoewel het boek door zijn aard - een technisch standaardwerk - een tijdelijk karakter lijkt te hebben, stijgt het daar tóch ver bovenuit en behoort het tot de traditie: vanwege de mentaliteit waarmee het boek is geschreven en gemaakt.
Op het stofomslag van Boek - over het maken van boeken staan een groot aantal op de rug gefotografeerde boeken die allemaal direct of zijdelings met het boekenvak of de typografie te maken hebben. Precies op de rug van het boek staat een afbeelding van de rug van de eerste editie van het boek: een boek in een boek, over het maken van boeken, een subtiele en geestige verwijzing naar hoe wat geweest is, waard is bewaard te worden.
Het boek bestaal grofweg uit de twee delen: ‘de middelen’ en ‘het doel’, aangevuld met een bespiegeling ‘Waarom boeken?’, waarin Huib van Krimpen zijn opvattingen over ‘het vak’, die al opgesloten zitten in de eerste twee delen van het boek, nog eens in een cultureel-maatschappelijk kader uiteenzet. Wat in de eerste druk van het boek het karakter had van een nawoord, duidelijk betrekking hebbend op technische beschrijvingen, krijgt in de nieuwe uitgave een wat oneigenlijke functie. Zoals het nu in het boek zit lijkt het een tegen het boek aangeplakte voordracht. Aangeplakt maar niet gehecht. Terwijl het in een uitgebreidere vorm een prachtig derde deel van het boek had kunnen zijn.
Na dit ‘Waarom boeken?’ komt een appendix, met vaktermen in vier talen (Engels, Frans, Duits en Nederlands), die sterk geïnspireerd lijkt op Elseviers dictionary of the printing and allied industries, van F.J.M. Wijnekus. Verder een zeer interessante én nuttige lijst met aanbevolen en geraadpleegde literatuur, een register en een zéér voorbeeldig colofon, dat alle gegevens bevat die nuttig zijn te weten over een goed gemaakt boek.
Een van de aardigste delen van het boek bestaat uit de ‘parade van boekletters’. Niet alleen om de visuele aspecten van dit hoofdstuk, dat voor een groot deel in boekdruk gedrukt is, maar vooral omdat hier goed zichtbaar wordt uit welke bronnen Huib van Krimpen geput heeft: dat zijn Beatrice Warden, Holbrook Jackson en Stanley Morison geweest, maar ook spreekt hij met veel waardering over Giovanni Mardersteig, Paul Renner (ook al was dat de man die de voor Van Krimpen zo dubieuze letter ‘futura’ ontwierp) en Jan Tschichold (‘Maar nogmaals wie er plezier in heeft moet deze dingen - progressieve vormgeving - vooral niet laten: Jan Tschichold is er ook van terug gekomen’) en Eric Gill, maar dan meer om diens letters ‘perpetua’, ‘joanna’ dan om de naar hem vernoemde ‘gill’.
De vader van de auteur, Jan van Krimpen, is voor typografen en letterontwerpers een begrip. Als letterontwerper die de firma Enschedé in het begin van deze eeuw een vernieuwd aanzien gaf met lettertypen als ‘lutetia’, ‘komulus’ en ‘spectrum’, komt hij er als inspiratiebron van de auteur wat schraal af. Krimpen, Jan van pagina 236, 248, 267, 268, 269, lees ik in het register. Maar het betreft hier respectievelijk een voetnoot, een vermelding als tekenaar van ontbrekende letters voor een bestaand lettertype en de opname van de drie genoemde lettertypen in de ‘parade’. Maar niets over de vader als onderwijzer, stimulator, beïnvloeder of inspiratiebron. Niets over zijn betekenis en bijdrage in de Nederlandse geschiedenis van de typografie. Het is een opvallende en intrigerende leemte in het boek. Huib van Krimpen is opgegroeid en was wellicht dagelijks omgeven door mensen als De Roos, Charles Nypels, Alexander Stols, John van Eikeren, Henri Friedlaender, Dick Dooijes en Reinold Kuipers. Het lijkt me toe dat zo'n omgeving van invloed móét zijn geweest op zijn typografische vorming.
Er zijn niet veel standaardwerken die zo vol van technische informatie, berekeningen, formules, schema's, overzichten, en toch leesbaar zijn. Van Krimpen maakt wel eens een flauw grapje (‘Lezers doen het met hun ogen’), en heeft de hebbelijkheid zich soms heel exclusief uit te drukken met woorden als ‘preliminaire’, ‘lordose’, ‘geïncrimeerd’ en ‘gecajoleerd’, maar dat valt in het geheel toch nauwelijks op, zelfs Van Krimpens beruchte wijdlopigheid is overkomelijk. In het bijzonder voor degenen die nog niet zo lang in het vak van het maken van boeken zitten is dit boek een ideale manier om kennis te maken met een bepaalde instelling. Tegenstanders van Van Krimpens manier van werken kunnen er hun kennis mee opfrissen. Boek - over het maken van boeken is nuttig als bron voor basisinformatie, het is vooral een pleidooi voor het kijken, voor bedachtzame aandacht en voor het relativeren van bijna alle geschreven en ongeschreven ‘wetten’ die bij het maken van boeken gehanteerd worden. Toch beschrijft Van Krimpen die wetten in hun meest saaie details, op de komma nauwkeurig en drie cijfers achter de komma. Dat maakt het boek niet zelfgenoegzaam en uiterst veelzijdig. Het is exact op het pietluttige af, relativerend en royaal. De gevolgen van het niet goed oplossen van kleine dagelijkse problemen worden helder beschreven, maar Van Krimpen weet ook hoe nationale en internationale typografische ontwikkelingen zich tot elkaar verhouden en elkaar beïnvloeden. Hij is bovendien genereus in de erkenning van lacunes, en verwijst dan naar auteurs die de onderhavige materie uitputtender behandelen. Dit betreft vooral de niet bij te benen elektronische ontwikkelingen, want het accent in het boek ligt op de manier waarop er rond de jaren zestig gewerkt werd. Er zit een wereld van verschil tussen de technische beschrijvingen van Van Krimpen en het onlangs in het vakblad
Compres beschreven produktiesysteem ‘Rachwal’, waarin zich alles afspeelt achter beeldschermen en computers.
Huib van Krimpen; links: letters uit de ‘Parade van boekletters’
Op de omslag van de uitgave uit 1966 van Boek - over het maken van boeken stond: ‘In dit boek heeft de schrijver zijn rijke ervaring neergelegd van een kwart eeuw samenwerking met uitgevers, drukkers, binders, reproductie-technici en papierhandelaren, in binnen- en buitenland, opdat vakgenoten en zij die dat willen worden, zowel als niet gespecialiseerde belangstellenden daarmee hun voordeel kunnen doen. Het is van waarde voor uitgevers en hun assistenten en - al ligt het zwaartepunt bij het boek - voor allen die te maken hebben met het voorbereiden, ontwerpen en produceren van drukwerk.’ Natuurlijk, het is een wat gedateerde tekst, maar in de kern nog steeds een juiste omschrijving van de (gebruiks) waarde van het boek.
■