Tijdschrift
Elke oriëntalist begeeft zich op het terrein van de ideologie omdat het bestuderen van een vreemde cultuur impliceert dat de onderzoeker zich erboven stelt. In 1978 schreef Edward Said, een Amerikaan van Palestijnse afkomst het boek Orientalism, waarin hij een scherpe aanval ondernam tegen het vak als zodanig en de beoefenaren ervan, die hij beschuldigde van medeplichtigheid aan het heersende ongustige beeld van het Oosten (vooral de Arabische wereld) in het Westen. In Hollands Maandblad 1986 - 7/8 gaat de arabist J. Brugman in op deze materie naar aanleiding van zijn deelname aan een conferentie in Rabat (Marokko) van Nederlandse en Marokkaanse oriëntalisten. In het verleden stond de arabistiek (maar ook de bestudering van Indonesische, Chinese en andere uitheemse talen en culturen) sterk in dienst van het kolonialisme en de zendingsarbeid. Sinds de aanvaarding van het cultureel relativisme als leidend principe in de culturele antropologie liggen de lijnen tussen wetenschap en politiek minder scherp, maar de vermenging blijft onontkoombaar. Dat ziet men alleen al aan het enthousiasme waarmee diverse studerichtingen oriëntalistiek zich werpen op de etnische minderheden in Nederland als studieobject of gebruiken als maatschappelijk relevante lokkertjes om meer studenten aan te trekken. Voor de arabistiek in het bijzonder geldt dan nog dat de Palestijns-Israëlische kwestie en het opkomende fundamentalisme in de islam de wetenschapsbeoefenaren nog eens extra dwingt én tot het maken van (politieke) keuzes én het innemen van ideologische posities. Brugmans artikel is behartenswaardig, alleen voert hij, al essayerend, een polemisch element in dat een beetje merkwaardig is omdat het zo halfhartig is. Hij ergert zich aan de anti-Palestijnse teneur van NRC Handelsblad en citeert dan ‘een correspondent in Caïro’ (terwijl hij daar overduidelijk Harm Botje
mee bedoelt) en twee maal ‘een redacteur van NRC Handelsblad’ (waarin iedereen Michael Stein herkent). Ook zet hij zich af tegen ‘een Leids oriëntalist die werkzaam is aan de theologische faculteit’ (die kan ik niet zo snel thuisbrengen, maar voor insiders zal dit geen probleem zijn). De vraag is waarom hij genoemde personen tamelijk hard aanvalt maar hen niet waar dig genoeg acht om hun naam te vermelden. Van de buitenlandse schrijvers die hij met instemming of afkeuring citeert doet hij dat wel. Dit maakt een rare indruk. Verder in Hollands Maandblad een beheerst dramatisch winterverhaal van Hermine de Graaf over een weddenschap met noodlottige gevolgen en een noodkreet van Judy van Emmerik die een moeder in de literatuur zoekt aan ‘wie ze zich kan optrekken om “groot” te worden’, want vaders zijn er meer dan genoeg.
BR