Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenMet de Collectieve Propagandacommissie voor het Nederlandse Boek gaat het weer wat beter, zegt de nieuwe directeur Henk Kraima: ‘Ik zou er niet aan begonnen zijn als ik had geloofd dat bij de CPNB de afbraak was ingezet.’ Weliswaar zijn uitgevers (verenigd in de Koninklijke Nederlandse Uitgevers Bond) en boekhandelaren (van de Nederlandse Boekverkopers Bond) het niet met elkaar eens hóé er propaganda moet worden bedreven, maar beide partijen lijken elkaar gevonden te hebben in een gezamenlijk rapport dat alle kans heeft om een nieuw convenant op te leveren. Het probleem van KNUB en CPNB gelijkelijk is dat de contributies op grond van omzetten der uitgevers worden geheven. Recente ‘afslanking’ van grote uitgevers (Unieboek, Zomer & Keuning, Elsevier en Het Spectrum) zal voor volgend jaar resulteren in een kleiner budget voor de propagandacommissie. ‘Maar men beseft dat gezamenlijke propaganda juist in deze tijden noodzakelijk is,’ zegt Kraima opgewekt. De traditionele boekenweek, mét het boekenbal, is veilig gesteld, maar het actiepunt moet toch de non-fictie zijn, vindt Kraima. Dat is oud zeer der uitgevers. Een jaar geleden werd door een aantal uitgevers van non-fictie en populaire fictie een tegenhanger van de CPNB opgericht: de Stichting Open Boek. Dat initiatief is inmiddels door de CPNB kaltgestelt, daartoe in de gelegenheid gebracht door het zeer droevige resultaat van de Nationale Boekendag, een manifestatie van de Stichting Open Boek. Die Stichting bestaat nu nog slechts formeel; de ideeën zullen door de CPNB worden overgenomen, onder meer door prijzen in te stellen voor non-fictie en door te proberen een nieuwe topperiode in de boekenverkoop te creëren met een boekentiendaagse. Als antwoord op de kritiek van uitgevers en boekhandels dat de CPNB alleen belangstelling heeft voor de Hogere Literatuur probeerde de CPNB het vorig jaar met het blad Boekenpas, dat onderdeel had moeten worden van een ambitieus club-idee met pasjes en speciale kortingen. Het echec van Boekenpas (twee nummers verschenen) wordt níét geanalyseerd: ‘We beschouwen het als een gesloten hoofdstuk zegt Kraima, die voorzichtig oppert: ‘Misschien was de tijd nog niet rijp.’
Voor haar bijzondere culturele verdiensten verleende koning Boudewijn van België aan mevrouw Angèle Manteau (76) de titel van barones. Al eerder werden Vlaamse schrijvers in de adelstand verheven: Cyriel Buysse, Gerard Walschap en Marnix Gijsen (baron Goris), maar het is de eerste maal dat een uitgever die eer ten deel valt. Tegelijk met mevrouw Manteau, als uitgeefster nog immer actief en vermoedelijk de eerste vrouw die zich door eigen verdiensten een adellijke titel heeft verworven, worden twee Waalse uitgevers, de stripuitgevers Casterman (Robert-Louis en Jean-Paul) geridderd. Angèle Manteau zegt geflatteerd te zijn, maar: ‘Ik krijg er geen dikke kop van. Het is als met een decoratie, je vraagt het niet, je draagt het niet en je weigert het niet.’
65 jaar w.f. hermans
Op 15 september wordt bekendgemaakt aan wie de Anna Bijnsprijs, de literaire oeuvreprijs voor de vrouwelijke stem in de letteren, (f 10.000, -) zal worden toegekend. De nominaties zijn inmiddels vastgesteld. De favorieten zijn, misschien in de volgorde die de keuze der jury weerspiegelt, Josepha Mendels (84), Inez van Dullemen (61), Bep Vuyk (81), Andreas Burnier (55) en Hella Haasse (68). Alle vijf kandidaten zijn auteurs van uitgeverij Querido, zij het dat het werk van Josepha Mendels in 1980 door uitgeverij Meulenhoff van onder het stof gehaald werd. Op Hella Haasse na (P.C. Hooftprijs in 1983) zijn de schrijfsters schraal beprijsd. Andreas Burnier kreeg de Van der Hoogt-aanmoedigingsprijs, de Greshoffprijs en de Annie Romeinprijs; Bep Vuyk de Van der Hoogtprijs, de Marianne Philipsprijs en de Constantijn Huygensprijs; Josepha Mendels slechts de Vijverbergprijs en Inez van Dullemen bracht het (nog) niet verder dan tweemaal een (gedeelde) Prozaprijs van de Gemeente Amsterdam, een eervolle vermelding van de Jan Campertprijs en een ANWB-prijs voor reisreportages in Op zoek naar de olifant. Voor het eerste nummer van het blad Reporter, een wetenschappelijk getint vakblad voor journalisten met ‘onderzoek, analyses, informatie, achtergronden en trends’, dat vanaf eind september zesmaal per jaar zal gaan verschijnen, schreef thrillerauteur en NRC-redacteur Joop van den Broek een artikel over Nederlandse thrillers die zich in het journalistieke milieu afspelen. Daar zijn nogal wat recente voorbeelden van: het blad Deze Week in de boeken van Koos van Zomeren (Nieuwe Revu-medewerker), de held van Rinus Ferdinandusse, Rutger Lemming die bij ‘een Amsterdams opinieblad’ werkt, Ferry Hoogendijk over Avro's Televizier in In het holst van Hilversum, Co de Cloets Moord in de Rooie Haan, Ina Boumans Dames aan de Maas dat speelt ter redactie van ‘een vrouwenweekblad’, Wijgh en Van Soest die in Maginot terugblikken op De Nieuwe Linie (‘De Opinie’), en de laatste van Tomas Ross, Schaduwen uit Gethsemane, waarvan de plot draait om de moord op de vier IKON-journalisten. ‘Er valt wat te vrezen voor de Nederlandse journalistiek als het waar is wat ze er in thrillers over schrijven. Er is me verzekerd dat het herkenbare achtergronden zijn, nou dan ben ik blij dat ik nooit op zulke redacties heb hoeven werken,’ zegt Joop van den Broek, die bevestigt dat hij in zijn eigen boeken (waarin de hoofdpersoon, Lex van der Tuyn Walema, fotograaf-journalist is) nooit de eigen NRC geportretteerd heeft. Alleen Ferdinandusse en Koos van Zomeren schrijven goed geïnformeerd over het vak, vindt Van den Broek. Tomas Ross is als enige niet-journalist van het gezelschap de enige gunstige uitzondering: ‘De anderen geven een buitengewoon knullig en kinderachtig beeld van de journalistiek. Ik vergelijk het met het beeld dat de Amerikanen er in films, boeken en tv-series van geven. Lou Grant is als serie prut-met-peren, maar het is écht een krant. Daar wordt het gezien als een fascinerend vak, maar hier doen de journalisten hun werk mopperend en kankerend, vol kinnesinne en rancune, zodat het je verbaast dat er nog kranten verschijnen en programma's worden gemaakt. Terwijl het toch het mooiste vak is dat er bestaat, wat krijgen we nou! Het meest heb ik me nog geërgerd aan Oek de Jong, aan de euvele moed om een zogenaamde NRC-correspondente in Rome neer te zetten zonder ergens van op de hoogte te zijn, daar word ik eng van.’
Cineast Erik Lieshout (24), wiens Nos-documentaire over Céline (Reis naar het einde van de nacht) volgende maand te zien zal zijn tijdens de Utrechtse Filmdagen, heeft (eveneens voor Nos-Beeldspraak) het scenario geschreven van een documentaire over Slauerhoff. Zoals Gerard Reve gids was in de Céline-film, zal (op lokatie in China) Ramses Shaffy Slauerhoffs leven en werk toelichten. De muziek is ook van Shaffy, die aan het scheepsorgel liederen zingt, gemaakt op gedichten van Slauerhoff. Diens verleden wordt enigszins ontmythologiseerd door de bijdragen van A. Schuilenburg (86), oudmarconist op de Java-China-Japan-lijn, en Slauerhoffs meest intieme vriend. Tegelijk wil Lieshout de mythe verbeelden die Slauerhoff met zijn leven invulde als lid van ‘het heilloos gilde der gedoemde dichters’: de mens die op zoek gaat naar het geluk en de verlossing. Het laatste shot zal zwart zijn, wanneer de dichter (als in Het einde van het lied) zijn krachten heeft verspild en verbannen wordt tot ‘het rijk van het midden’ en ‘het klooster der halve verlossing’. Lieshout, ‘niet vies van Slauerhoffs zeilschipromantiek’ ziet er niet tegen op om de Vliegende Hollander tijdens zwaar weer in beeld te brengen: ‘Het zal er realistischer uit gaan zien dan in Op Hoop van Zegen.’ Het scenario voor Lieshouts volgende film (zijn eerste speelfilm) zal geschreven worden door Gerard Reve: ‘Als zijn grote roman, het burgerlijk drama “Verontruste ouders” af is, heeft hij beloofd.’ |
|