Vrijwilliger
De belangstelling van de nazi-leiders voor Jünger laat zich wel verklaren door zijn boeken over de Eerste Wereldoorlog, waarin hij een heroïsch beeld oproept van de moderne soldaat in een technische oorlogsvoering, maar zeker ook door zijn bijdragen aan ultrarechtse organen zoals van de oudstrijdersbeweging de ‘Stahlhelm’. Jünger vocht als vrijwilliger in de oorlog. Hij raakte er veertien keer gewond en ontving de hoogste Duitse onderscheiding. Het was vooral het avontuur, dat hij in zijn jonge jaren zocht. Al eerder, in 1913, had hij getekend voor het Franse Vreemdelingenlegioen, waaruit hij naar eigen zeggen al snel deserteerde. Dit is niet geheel in overeenstemming met de biografische aantekeningen in het boek, die melding maken van een ingrijpen van de kant van zijn vader.
Bij deze hang naar het avontuurlijke nam de verbeelding voor hem toen al een belangrijkere plaats in dan de geleefde werkelijkheid. In de loopgraven besteedt hij tussen de gevechtshandelingen door al zijn tijd aan de literatuur, wat ook al blijkt uit een nog niet zo lang geleden door zijn bibliograaf teruggevonden werk uit het begin van de jaren twintig, Sturm, waarin hij een soldaat opvoert die te midden van het artillerievuur zijn strijdmakkers voorleest uit een roman die hij bezig is te schrijven. Deze dichterlijke instelling zal in de loop der jaren alleen maar sterker worden. Als na de aanslag op Hitler van 20 juli 1944 bepaalde verdenkingen tegen hem bestaan, worden deze door de verantwoordelijke SS-officier in Parijs ontkracht met de woorden: ‘Ik lunch iedere dag met Jünger, hij is een droomkoninkje, een soort dichter, of God mag weten wat. Er valt niets te beginnen met hem.’
In 1939 wordt hij gemobiliseerd als kapitein. Hij maakt de veldtocht tegen Frankrijk mee, maar wordt in 1941 tot zijn grote verrassing gestationeerd in Parijs bij Stülpnagel en Speidel, de latere NAVO-opperbevelhebber van de Europese strijdkrachten: ‘Ik heb de oorlog doorgebracht op een totaal andere wijze dan ik mij had voorgesteld.’ Hij heeft het uitermate naar zijn zin in zijn geliefde Parijs, en werkt er aan een ontwerp voor een ‘eervolle vrede’, dat zelfs nog via Speidel onder ogen is geweest van Rommel, die er wel brood in zag. Na de aanslag op Hitler had het een belastend document voor hem geweest kunnen zijn, maar het is, fortuinlijk genoeg, bij de processen niet ter sprake gekomen. In de tijd dat hij werkte aan het concept, bezocht hij ook het Oostfront, om de mening te peilen van de officieren over de verhouding partij-weermacht. Het moment was slecht gekozen: Stalingrad was omsingeld en de Duitsers stonden met de rug tegen de muur. ‘Jonge officieren zeiden tegen mij: “Wij zijn het niet eens met Hitler, maar er zijn dingen die niet kunnen. Als wij hier geen stand houden, dan is alles verloren.”’
In de interviews rekent Jünger en passant af met het fabeltje als zou hij na de aanslag op oneervolle wijze ontslagen zijn uit de militaire dienst. Hij heeft zich ziek gemeld en is vervolgens op reguliere wijze afgekeurd. Zonder veel problemen, dit laatste, want het is zeker waar, dat het leger blij was van hem af te zijn.
Ondanks zijn anti-nazistische stellingname van vlak voor en tijdens de oorlog, hebben zijn tegenstanders hem lange tijd verweten, dat hij toch in ieder geval een van de voorlopers van het nationaal-socialisme geweest zou zijn. Zelfs in 1982 is er nog omstandig gedemonstreerd tegen het feit dat de stad Straatsburg hem de Goetheprijs toekende. Maar in 1984 lijkt alle leed geleden, als hij staande tussen Kohl en Mitterrand in Verdun een defilé mag afnemen ter herdenking van de gevallenen uit de beide wereldoorlogen. Hij wordt met zijn vrouw uitgenodigd voor een ontbijt op het Elysée, waar hij gelegenheid heeft uitdrukking te geven aan zijn gevoel in de verkeerde eeuw en het verkeerde land, en misschien zelfs op de verkeerde planeet geboren te zijn.
Over de periode van de Tweede Wereldoorlog en de drie jaren daarna heeft hij een zestal dagboeken geschreven die in 1949 onder de verzameltitel Strahlungen werden uitgegeven. Het tweede en derde deel, respectievelijk Het eerste Parijse dagboek en de Kaukasische aantekeningen zijn onlangs verschenen in de reeks Privé-domein van de Arbeiderspers. Op het omslag een portret van Jünger, die in het gedecoreerde kapiteinsuniform van de Duitse weermacht, even opziet uit zijn lectuur. De blik waarmee hij ons aankijkt is fascinerend. Hij lijkt bereid tot openheid, maar is tegelijkertijd uiterst op zijn hoede, en misschien zelfs lichtelijk argwanend. Een prachtige verbeelding van het ongemakkelijke samengaan van intellectualisme en uniform.