Humeuren & temperamenten
Creativiteit
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Als ik iemand het woord creativiteit hoor gebruiken, krijg ik rillingen. Je wordt met gedachteloosheid geconfronteerd en dat is, net als onverwacht aan de rand van een ravijn staan, geen prettige gewaarwording. Het gaat niet om het mishandelen van een woord, bewust of onbewust, het gaat om het uitstoten van een serie klanken, hol en zonder zin. De creatieve opdracht van de kunstenaar. Gevraagd: een creatieve copywriter. De bank die creatief met u meedenkt. Creatief bezig zijn. De creatieve sportvisser. De rol van Badeloch was een sterke creatie van Tutje Taetsema. De nieuwste creaties van onze modekoning.
Je zou ermee kunnen leven als het alleen om een min of meer van zijn oorspronkelijke betekenis afgedwaald stopwoord ging - zoals dat bij decadent en paranoïde het geval is geworden. Een decadent feestje, het betekent niets, het is een avondje waar ze champagne in plaats van landwijn schenken, maar er is nog van enig verband met de oorspronkelijke betekenis sprake. Je hoort van iemand met een paranoïde inslag, en er zijn er zelfs die een paranoïde taxirit meemaken - niets dan interessant klinkende verfraaiingen van gek of dol. Toch is zelfs hier niet alle zinverwantschap zoek. Maar wat heeft het modieuze gebruik van creatief met creatie te maken?
Ik geef toe: we winden ons over een creatieve copywriter of een creatieve sportvisser niet op. Aan dit slag kan creativiteit, wat men er ook onder mag verstaan, niet veel bederven. Er zijn erger misverstanden.
Creëren betekent iets uit het niets scheppen. Maar een modekoning schept iets uit lappen, een copywriter iets uit hersenvodden en een toneelspeler iets uit woorden en gebaren. Bij het creatieve ‘bezig zijn’ moet het woord, in het beste geval, voor iets als speels en vindingrijk staan, hoewel doorgaans voor amateurisme en geknutsel. Het zo hoog optorenende woord is hier geheel en al gladgestreken. En creatief meedenken? Dat is zelfs een onmogelijkheid - een verzinsel van een creatieve copywriter. Een vod, dus, van een hersenvod.
Door creatie ontstaat iets volstrekt nieuws - iets wat er daarvoor niet was. Tot creëren zijn, lijkt het, alleen kunstenaars en filosofen in staat - niet dat legioen nijveraars dat er ondieren als ‘creatieve verbeelding’ op na houdt, maar de ware scheppers, die er met hun oeuvre of stelsel voor zorgen dat wij de wereld nooit meer kunnen ervaren als voorheen.
Een nieuwe vraag rijst. Een serie zelfrijzende vragen. Creëert de kunstenaar of verrijkt hij met zijn werk de bestaande creatie? Is hij, bij nadere beschouwing, werkelijk creatief? Of komt het er bij hem ook op neer dat hij het bestaande opnieuw rangschikt, dat hij uit het oneindig grote aanbod naar eigen smaak en temperament de elementen voor zijn nieuwe tableau kiest?
Zelfs de grootste kunstenaar reproduceert. Zelfs het idee dat ons het meest schokt, het schilderij dat uit het niets lijkt opgedoken, was al in de geest en de materie van de wereld aanwezig. Sluimerend, fragmentarisch, en er waren vaak heksenmeesters voor nodig om het te wekken of te herkennen, maar toch.
Het zo populaire woord ‘creatief’ is eigenlijk het zeldzaamste der begrippen. Er is maar één keer werkelijk sprake geweest van een iets dat uit het niets kwam. Creatief was alleen God. Wie de precisie liefheeft, gebruike dit woord niet ijdel.