Nachtmerries in het labyrint van King Lear
Diabolisch noodlotsdrama van Inez van Dullemen
Het gevorkte beest door Inez van Dullemen Uitgever: Querido, 218 p., f27,50
Diny Schouten
‘Toneel is een illusie die de werkelijkheid ontmaskert,’ zegt de regisseur van een spectaculaire, experimentele theaterproduktie van King Lear in Inez van Dullemens nieuwe roman Het gevorkte beest. Het boek heeft een indeling als die van een klassiek drama: een proloog, vijf ‘episoden’ en een epiloog, en is ook naar de inhoud aan het theater gewijd, zodat het niet missen kan dat ook Inez van Dullemen zich de ambitieuze taak heeft gesteld om de werkelijkheid te ontmaskeren door middel van een illusie.
Dat klinkt nogal gewichtig, en de diepzinnigheid van Van Dullemens metaforen geven nog eens extra zwaarte aan het boek. Niet alleen is de mens ‘niet meer dan zo'n arm bloot gevorkt beest’, zoals Koning Lear, tot het besef van zijn ontluistering gekomen, opmerkt, maar 's mensen leven is daarenboven een labyrint, dat evenals Shakespeares koningsdrama ‘wel een ingang heeft, maar geen uitgang. Het is een doolhof waarvan de enige oplossing de dood is. Daarom is het een bittere komedie,’ in de regieconceptie van de regisseur.
Die regisseur, de ‘wortelloze’ Amerikaan van Duits-joodse herkomst Raymond Majevski, ‘professionele emigrant’, verduidelijkt zijn ideeën met tien grimmige, ‘Lutherse’ stellingen over toneel (in zijn visie een spel van wraak, waanzin, pijn en dwaasheid), die hij tijdens de eerste lezing van het stuk met viltstift op een flap-over schrijft. Ook de roman is grimmig. Majevski, die een paar maanden als gastregisseur bij een theatergezelschap King Lear instudeert, weet in de psyches van de hem toegewezen acteurs verwoestingen aan te richten door zijn veeleisendheid. Zijn opdracht aan hen is een zeer zware; hij eist dat zij éígen emoties openbaren: ‘Acteurs die staan te declameren, dat is het verfoeilijkste wat er is. Hoe wil je het publiek in beweging brengen als je zelf niet bewogen bent?’
Raymond (‘Ray’) werkt in op het gezelschap als een diabolische psychiater, in wie sommigen onder hen een sadist zien, een theatermaker met uitsluitend klinische belangstelling voor zijn spelmateriaal. Toch is Ray geen sadist, wel iemand, zoals de proloog duidelijk maakt, die uit zelfbehoud altijd vermeden heeft in eigen aard of onderbewustzijn te schouwen, om daar ‘het Beest’ te onderwerpen, dat als de monsterlijke Minotaurus in het eigen labyrint gevangen zit.
Waar sprake is van labyrinten is er geen ontkomen aan de draad van Ariadne: ‘Ik moet de rode draad, die ergens in mijn achterhoofd ligt, terugspoelen tot aan het moment waarop mijn niemandsleven begon,’ denkt Raymond dan ook ergens in het boek. Van Dullemen zegt hetzelfde nog eens met wat eigentijdser beeldspraak: Raymond heeft zich nooit de tijd gegund om zijn leven, ‘dat vele videobanden lang is’, af te draaien. Raymond besluit ‘de confrontatie aan te gaan’. Niet alleen een confrontatie met Shakespeares ‘meest cryptische’ drama van Oorlog, Macht en Waanzin, op te voeren in het op Learse wijze in tweeën gekliefde Duitsland, en met acteurs van wie sommigen nog alle sporen van een traumatisch verleden dragen (als slachtoffer of als medeplichtige van het nazi-regime), maar ook met zichzelf.
Er is katharsis in het drama als aan het slot van Het gevorkte beest Raymond Sachsenhausen bezoekt, het kamp dat hij overleefde doordat een Obersturmführer hem als blond joods jongetje tot mascotte verkoos. De beelden, lang opgeslagen, keren terug als een nachtmerrie, ‘onoverdraagbaar omdat de woorden die de beelden moeten oproepen verbleken zodra je ze uitspreekt’. Wel zijn ze louterend voor Ray, die zich verzoent met het idee dat hij geen bindingen kan aangaan, en zich nergens meer thuis zal voelen, door een jeugd die zo extreem verschilde ‘van wat de jonge mensen in deze tijd ervaren’. Van Dullemen slaagt in de krachttoer de nachtmerrie slechts aan te duiden zonder te pathetisch te worden, al klinken een paar details - de schemerlampen van mensenhuid en de zeep van mensenvet - overdone, en niet geloofwaardig als de herinneringen van een achtjarig kind.