Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Exil-literatuurRudie Kagie en de redactie van VN hebben er goed aan gedaan zulk een bondig en uitvoerig gesprek te releveren met de vijfentachtigjarige Fritz Landshoff. Wat deze volbloed democraat en hartstochtelijke uitgever van uitsluitend hoog gekwalificeerde Duitse literatuur (en die in ons land!) gedaan heeft, vanaf het eerste ogenblik dat Hilter en zijn duivelse trawanten het goede boek naar het leven gingen staan, is dapper, nodig geweest en wekt bewondering. Landshoff heeft de meeste uitgaven van de eminente uitgeverij Kiepenheuer in de kortst mogelijke tijd door de moffen zien verbieden. Hij heeft zijn conclusies getrokken, is naar ons land gevlucht en heeft daar samen met Querido een speciaal ‘huis’ kunnen bouwen, waar voor het nazidom gevluchte Duitsers en meest joodse schrijvers een onderkomen hebben gevonden voor hun romans, gedichten en essays. En die allen in de Duitse taal! En gepubliceerd in Nederland, onder een overheid, die in de jaren dertig maar al te veel weggevlucht is in de zogenaamde neutraliteit. Van die zijde is voor een uitgever als Fritz Landshoff geen enkele steun, laat staan stimulans te verwachten geweest. Zijn werk is er des te belangrijker door geworden. En... later zelf uitgever geworden, heb ik aan een singulier collega als Landshoff de allerbeste herinneringen, om zijn moed, zijn enorme doorzettingsvermogen en zijn leidende rol in een wezenlijke Duits-Europese cultuur. Maar... het is niet Landshoff alleen geweest, die het in ons land onder twijfelachtige omstandigheden, metterdaad opgenomen heeft voor de belangwekkendste literaire creaties van belangrijke Duitse auters. Het is - het is met ere gezegd - ook de uitgeverij Allert de Lange geweest, die eenzelfde rol gespeeld heeft en heel wat Duitse auteurs van naam, in de Duitse taal, heeft uitgegeven. En... dan is er nog een derde uitgever die, ofschoon hij een enkeling was, hierbij niet onvermeld mag blijven. Bovendien was hij een Duitser, die in 1933 als jood nauwelijks aan een trap van Hitlers laars is ontkomen. Zijn naam was Hein Kohn, die berooid en zonder emplooi naar Nederland is gevlucht. Maar in deze Kohn brandde een vuur voor de sociale democratie! Hij is niet bij de pakken neer gaan zitten. Nauwelijks in Hilversum gekomen is hij daar een bewonderenswaardige, grote reeks kleine, maar interessante en belangwekkende boekjes gaan uitgeven. Tientallen! En hij deed dat met maar één bedoeling: uit de opbrengst hiervan een solidariteitsfonds te stichten en daardoor zijn gevluchte landgenoten-schrijvers te helpen - Döblin, Roth, Georg Hermann en anderen. Deze Kohn was een man uit één stuk, is tijdens de oorlog vijf volle jaren ondergedoken geweest, doch het vuur is in zijn intelligente geest blijven branden. En het is hem dan ook gegund geweest dat hij, na de oorlog, zelfstandig en als vrij uitgever het boek heeft kunnen uitgeven van Henriëtte Roland Holst En het vuur brandde voort. Zo was het in het hart van deze nobele man en, denk ik, ook in dat van de uitgeverijen Querido en Allert de Lange. Rosa Spierhuis J.M.Ph. Uitman | |
Reve en HeeresmaAl enige maanden twijfelde ik sterk aan mijn werk. Had ik het wel goed gezien? Ten Bravens column Reve rechtgezet (VN Boekenbijlage 26-7-1986) heeft mij overtuigd. Maandenlang heb ik me beziggehouden met een lor van een boek. De betiteling ‘opgewarmd prakje’ is - foei Ten Braven - nog te vleiend. Dat ik daarop ben afgestudeerd! Gelukkig heeft Ten Braven mij het ware licht leren kennen: nu weet ik dat HdW niet in de slagschaduw kan staan van die verblindende avonden. Sterker, het is mijn behoud dat ik (‘lucky me’) óók tijd heb besteed aan Reves debuut uit 1947; anders was ik door columnists dikwijls rake typeringen van HdW en Han de Wit verplettert Frits van Egters volledig gevloerd. Alleen daarom al moet Reve niet slechts worden ‘rechtgezet’; hij moet worden ingezet, aangezet, voorgezet, ja, bovengezet, en op- en bijgezet. Maar niet te lang stilgestaan bij Reve, want Ten Braven is er ook nog. Die man heeft in één dag (1 dag!) een schema klaar om als een viskoopman met mijn boek om te springen. Hoe ie dat lapt? Hij pakt een paar ‘parallelplaatsen’ en houdt ze de lezer voor als nieuwe haring op vlaggetjesdag. Die meer dan 250 andere vergeten ze dan wel, en Reurslags eigenlijke werk noem ik in één moeite door ‘inleiding’, want iedereen weet, en zeker als men aan de vis is, dat je iets wat ergens aan vooraf gaat altijd zò kunt noemen. Voor Ten Braven is het leven vast één lange inleiding op de dood... Waar is mijn vis? Grootmoedig wilde Ten Braven ook een complimentje prijsgeven. Ik geef toe dat het in dit geval wel heel moeilijk was, maar hij lapt em zelfs dat: Reurslag is toch niet voor één gat te vangen. Bravo! Ik doe mee: Ten Braven loopt niet in zeven (7!) sloten tegelijk. Hiermee was ik al dik tevreden, maar Ten Braven heeft er nog één: ‘Toch kan Reurslag wel een beetje lezen.’ Als ik nu aardig wilde zijn, zou ik zeggen: Ten Braven ook. Ik wil echter zeggen wat ik vind en dan schrijf ik: Nou, Ten Braven niet. Het mensbeeld dat hij mij ná dat laatste complimentje in de schoenen schuift, klopt niet met wat ik in mijn boek beweer. Ten Braven koppelt in zijn laatste alinea uitspraken van p. 37 en 58/59 aan elkaar alsof het treinstellen zijn en geen meningen, respectievelijk over het realisme van de vaderfiguren en het gedrag van Han. En van ‘prefereren’ was al helemaal geen sprake. Die laatste alinea is derhalve krom getoonzet. Als ik Reve was, zou mijn vreugde over het feit dat ik dankzij Ten Braven weer overeind kon krabbelen, prompt omslaan: ik ging weer liggen. Nijmegen Henk Reurslag |
|