Thrillers
Spies is een fantasieloze titel en Richard Ben Sapir zou ik me zelf alleen maar willen noemen om connecties met het oliekapitaal in het Midden-Oosten te suggereren, maar doorzetters zullen merken dat het om een aardig boek gaat (Star, f16,65). De schrijver, die een gewone Amerikaan is met twee voornamen zoals daar gebruikelijk, heeft leuk het bekakte milieu van Newport, Rhode Island beschreven. Veertig jaar na dato blijkt dat de leden van een voormalige Duitse spionagecel nog steeds in het steenrijke zeezeilersstadje verblijven. Een FBI-agent moet hen opsporen, terwijl de lezer al mag weten wie ze zijn. Het is jammer dat de agent ook zijn grote liefde moet treffen. Sapir die samen met Warren Murphy ook een serie pulpromans heeft geschreven over Dodende Wrekers voelde zich, misschien ter compensatie, gedwongen veel gedachten over de Mens en zijn Aard te spuien en verder verdient hij enkele strafpunten door een ellenlange lijst dankbetuigingen voorin op te laten nemen.
Fade Out van Robert Upton (Penguin, f13,95) gleed enkele malen geruisloos uit mijn handen, en alleen omdat het om een privé-detectiveverhaal ging, heb ik het helemaal uitgelezen. De schrijver heeft duidelijk geaarzeld tussen een grappige en serieuze benadering en dat is dodelijk. Zijn held Amos Mc Guffin (Hitchcock-kenners opgelet; de schrijver weet veel van film) werkt normaal gesproken in San Francisco, maar het toeval brengt hem naar Hollywood waar een lid van een joods-Newyorkse kliek van filmmensen spoorloos is verdwenen. Op klompen banjert Mc Guffin overal dwars doorheen en lost de zaak nog op ook. Het verhaal deugt niet, de hoofdpersoon heeft een zeurtoontje, maar af en toe komt je ook iets leuks tegen. Een van de verdachten heeft de obligate villa met zwembad, maar gebruikt het bad uitsluitend als een mega-asbak omdat hij nooit heeft leren zwemmen.
Steeds weer zijn er schrijvers die een onbekend manuscript van dokter Watson over de speurdersactiviteiten van zijn vriend Holmes weten te vinden. Dit keer is het Daniel Staghower gelukt met The adventure of the ectoplasmic man (Penguin, f13,95). Voor de liefhebbers van SH is dat natuurlijk om te likkebaarden, voor gewone mensen gaat het om een gewoon en niet onaardig boek dat in 1910 speelt en waarin Holmes samen met boeienkoning Houdini een zaak oplost die het nationale belang raakt. Een van de grappen is dat SH-bedenker Conan Doyle bevriend was met Houdini die in tegenstelling tot Holmes (dit voor alle zekerheid) wel echt heeft bestaan. Holmes is in dit verhaal minder cerebraal bezig. Vooral zijn kleine hersenen zijn actief, met name tijdens een vliegtoertje. Helaas verklapt de auteur niets over de trucs van Houdini, behalve dat hij over een lichaam van elastiek beschikt.
Jane Langton heeft ook een eiland uitgezocht aan de oostkust van de VS voor haar detective. Zoals Dark Nantucket Noon (Penguin, f15,15) al aangeeft gaat het om het eiland waar ook Moby Dick van Melville begint. (Dat eist van de lezer weer andere kennis. De lezer van misdaadboeken moet langzamerhand een trivia-expert zijn.) Het gaat om een geforceerd, maar wel gezellig verhaal over een dichteres die ervan wordt beschuldigd tijdens een zonsverduistering haar rivaal te hebben vermoord. De schrijfster, een intellectueel die op oudere leeftijd met detectives is begonnen, zocht blijkbaar vooral een aanleiding veel over Nantucket te kunnen vertellen. Haar amateur-speurder Homer Kelly speelt daarom een betrekkelijk onbelangrijke rol in het verhaal. Penguin heeft het boek herdrukt met een kaft die te sterk een damesroman suggereert, maar het is wel waar dat ze elkaar krijgen.
Ik had altijd gedacht dat in privé-detectiveboeken Hollywood de poel der zonde was, maar voor Andrew Vachss is het duidelijk New York. Zijn speurder Burke raakt er in Burke's Manhattan (Luitingh, f29,50) niet over uitgepraat. Het is vooral de harde sfeer die het boek bepaalt, want het verhaal stelt niet erg veel voor. Burke is eigenlijk één grote gimmick die voortdurend bezig is zijn deur met drie sloten af te sluiten, zijn gemene hond hitsig te houden en zijn sporen uit te wissen zodat het schorem (vermoedelijk de rest van Manhattan) hem niet te pakken kan krijgen. Zijn hulp wordt ingeroepen door een karatelerares met keiharde, grote borsten die zelf al iedereen kan doodschoppen. Voor de speurtocht naar een pedofiel heeft ze echter Burke nodig die weet te vertellen dat mannen die laat zindelijk zijn geworden, graag met lucifers speelden en kleine dieren martelden (liefst hun eigen hamster, maar vliegen de pootjes uitrukken mag ook) meestal ziekelijke moordlustigen zijn. Praal er eens over in uw vriendenkring.
Bantam is begonnen met de heruitgave van het werk van Ruth Rendell met fraaie sombere, linoleumsnede-achtige omslagen. Voorin staat dat het om nieuw zetsel gaat, maar in Shake hands forever (Bantam, f14,75) dat uit 1975 stamt, staat achterin informatie over de schrijfster die niet verder dan dit boek gaat. Deze detailkritiek heeft verder niets met het spannende verhaal te maken. Rendell kon (en kan nog steeds) goed schrijven en vooral enge types verzinnen. Dit keer gaat het over een echtpaar dat gek op geld is (laat zindelijk geworden?) en waarvan de man van de moord op de vrouw wordt verdacht. Het is een van de Inspecteur Wexford-boeken en de fatsoenlijke inspecteur (over zijn zindelijkheidstraining is niets bekend noch over zijn omgang met dieren, maar zijn beroep brengt wel met zich mee dat hij vaak met vuur speelt) moet bijna meemaken dat de zaak onopgelost blijft.
THEO CAPEL