Ontdekt wordt het toch
Griekse tijd van Frans van Hasselt
Griekse tijd. Correspondenties door Frans van Hasselt Uitgever: Querido, 141 p., f29,50
Hero Hokwerda
In 1977 was Tom van Deel op het kleine Cycladeneiland Sikinos en besteeg daar de weg die van het haventje naar de hoofdplaats voert, een uur lopen het binnenland in. Hij schreef daarover in de meest lyrische bewoordingen aan Frans van Hasselt: ‘Als je zou zien wat een Weg dat is! Die mag gerust met een hoofdletter. Ik tenminste vind het zonder aarzeling de mooiste Weg die ik in m'n leven gezien heb...’
In 1980 gaat Van Hasselt (correspondent van NRC Handelsblad voor Griekenland en Turkije) zelf een kijkje nemen. Zou de Weg er nog zijn? Als hij van het door en door vertoeristiseerde los (‘Sodom en Gomorra, meneer’) komt aanvaren, meent hij tot zijn schrik een vrachtwagentje op de Weg te ontwaren. In de namiddag gaat hij de Weg van Van Deel belopen. Het blijkt een ‘kalderimi’ te zijn, een goed bekeid ezelpad, in vroeger tijden de basis van het Griekse voetwegennet maar nu grotendeels verdwenen of op zijn best sterk verwaarloosd. Tot zijn ontstemming moet Van Hasselt vaststellen dat sinds 1977 ook hier de vooruitgang heeft toegeslagen: met cement in voegen en oneffenheden is de Weg berijdbaar gemaakt - voor de een of twee autootjes van het eiland, andere wegen zijn er niet. Verbreed of anderszins geheel en al bedorven is de Weg nog niet, maar de glorie is er af. Het is het begin van het einde, en een beschouwing over het Griekse gruweloord ‘axiopiisi’ (‘benutting’, het ‘exploitabel maken’ vooral in toeristisch verband) doet voor de Weg het ergste vrezen.
De weg van Sikinos
Zo is veel van wat Griekenland Griekenland maakte verdwenen of aan het verdwijnen en dat gaat Van Hasselt, al een kleine dertig jaar in het land woonachtig, aan het hart, en velen met hem. ‘Dat een situatie vaak goed is zoals hij is, wordt zeer onvoldoende beseft.’
Van de 17 stukken uit het boek dateren 13 uit de jaren '61-'67 (7 daarvan vormden, samen met 6 andere, nu weggelaten, stukken, een eerdere versie van Griekse tijd, uit 1973). In 1967 werd zijn verblijf afgebroken doordat de kolonels zijn aanwezigheid verder ongewenst vonden en hem enkele reis op het vliegtuig naar Schiphol zetten. Van de overige vier stukken, uit de jaren na 1974 (het einde van de junta, waardoor Van Hasselts terugkeer mogelijk werd), hebben er twee direct betrekking op de kolonelstijd, gaat één over de componisten Theodorakis en Markopoulos en daarmee vooral over de tijd van vóór de kolonels, en is het laatste een nabeschouwing en verantwoording. Wat Van Hasselt in zijn Griekse tijd beschrijft, is het Griekse leven zoals dat omstreeks 1960 nog min of meer intact was, maar dat in de navolgende jaren steeds meer bedolven raakt onder de economische en maatschappelijke ontwikkeling, vooruitgang, de verwesterlijking, veramerikanisering, vertoeristisering.
Toch is het boek daardoor niet alleen van historisch belang. Hoe zeer ook bedolven, iets van de Griekse eigenheid leeft altijd nog wel voort onder, achter, tussen alle veranderingen, en wie daar wat dieper in wil doordringen, doet er goed aan dit boek bij zijn vakantiebagage te steken. De lezer krijgt een indruk van hoe de Grieken zelf tegen de toeristen aankijken; welke maatschappelijke werkelijkheid er
[vervolg op pagina 14]