Mini-biografieën
Paris Was Yesterday (1972) is een selectie uit de brieven die Flanner schreef tussen 1925 en 1939, met (summier) wat commentaar-achteraf. Flanner, die zich nooit van de eerste persoon bediende in haar ‘interpretatieve reportages’, vertelt bijvoorbeeld dat ze in een beschrijving van de schilderijencollectie van Gertrude Stein de verhuizers een inventarislijst liet maken. ‘De waarheid was dat ik die had gemaakt. Ik kwam haar een plant brengen voor haar nieuwe appartement en zij gaf me pen en papier en zei: “Zet die pot maar ergens neer en maak een lijst voor me van de kunst die hier hangt” - wat ik deed.’
Flanners brieven hielden de lezers van The New Yorker op de hoogte van alles wat modieus was in de glorieuze jaren twintig en dertig in Parijs - tenslotte was The New Yorker een smart magazine dat, aldus Ross, ‘niet geschreven werd voor het oude dametje uit Dubuque, maar voor de man who knew his way around town, or wanted to’.
Flanner begon haar rubriek met een soort minibiografieen van al wat een naam van enige betekenis had en voor nieuws zorgde. Ze beschrijft exciting novelties als de optredens van Josephine Baker, Loie Fuller, Fräulein Marlene Dietrich, Colette, Mistinguett en de Russische balletten van Diaghilev. Ze maakt melding van spraakmakende boeken van schrijvers als Gide, Cocteau en Simenon. Ze bericht over de handel en wandel van de Engelssprekende literaire kolonie (veel over Shakespeare and Company, de boekhandel van haar landgenote, vriendin en Ulysses-uitgeefster Sylvia Beach, en The Hours press van de eerste Beckett-uitgeefster Nancy Cunard). Ze verslaat galaconcerten; over Ravel als dirigent (in 1932) is haar conclusie: ‘Volgens Ravel is een bolero blijkbaar een lange, zwarte cape, met een sleep zo lang als een traploper, uitsluitend gedragen wanneer men naar begrafenissen gaat.’
Onder de faits divers hoort een beklemmend verhaal, naar aanleiding van ‘een briljant essay van Mme Colette’, over het erotische fetisjisme van een vijfvoudige moordenaar, en een gezellig stuk over een zwendelende presidente van een zelfopgericht beleggingsfonds, die zestigduizend kleine investeerders voor miljoenen oplichtte. Het heeft een knus begin: ‘In een land waar, in zaken, de vrouwelijke sekse nog geen halve kans krijgt, is de prestatie van een vrouw met de naam Marthe Hanau opmerkelijk.’
Janet Flanner gefotografeerd door Irving Penn eind jaren veertig
De mooise stukken ontstonden zo te zien uit gebrek aan nieuws. Dan is het vijf-, tien-, honderd-, of desnoods één- of tweejarig verscheiden van Anatole France, Isadora Duncan, maarschalk Foch, maarschalk Joffre, Proust, Georges Clemenceau, Georges Bizet of Sarah Bernhardt aanleiding om een gevoelig ‘obit’ (obituary - In Memoriam) te schrijven. Het sympathiek geschreven portret bij de dood van Edith Wharton is een van de vroegste voorbeelden van het genre waarin Janet Flanner later excelleerde: dat van de langere ‘profiles’ van beroemde tijdgenoten.
Van die langere stukken, portretten van Pétain, Malraux, Picasso, Ingrid Bergman, Sylvia Beach, Bette Davis, Cheryl Crawford, Bernard Buffet, zijn er slechts een paar te vinden in Janet Flanner's World. Gelukkig zijn daar de meesterwerkjes ‘Führer’ (over Hitler, uit 1936) en ‘Goethe in Hollywood’ (over Thomas Mann, uit 1941) bij. De kritische toonzetting van het stuk over Mann shockeerde haar vrienden. De eerste zin is: ‘Reeds veertig jaar lang beleeft Thomas Mann de unieke ervaring om, terwijl hij nog in leven is, regelmatig te worden beschreven in termen die gewoonlijk zijn voorbehouden aan hoogst verdienstelijke doden.’
William Shawn noemt Flanners researchmethoden ‘excentriek’. ‘Feiten kwamen bij haar uit de lucht vandaan, maar het waren feiten die ze uiteindelijk nodig bleek te hebben en die belangrijk waren.’ In het ‘profile’ over Hitler is het operatief verwijderen van twee knobbeltjes uit diens stembanden zo'n ogenschijnlijk onbelangrijk feit, dat Flanner even achteloos als effectvol rangschikt. Het blijkt relevant te zijn in haar analyse hoe Hitler zijn dictatorschap vestigde: ‘In feite steunden hij en zijn nazi-partij minder op hun acties, of zelfs op de problemen van de natie, dan op zijn propagandalongen.’ Flanner schreef het stuk ‘toen ieder die Mein Kampf las er alleen maar om lachte, alsof het Tender Buttons van Gertrude Stein was’. Ze had moeite om haar voorstel aan The New Yorker te slijten. Het blad informeerde nog eens extra ‘of ze wel zéker wist dat het onderwerp de moeite waard was’.