Verzoen de beelden
Cees Nooteboom in het zoetschijnende Bangkok
De Boeddha achter de schutting door Cees Nooteboom Uitgever: Kwadraat, 61 p., f24,50
Joost Zwagerman
Wat staat een schrijvende reiziger te doen als hij wenst te vertellen over een stad, Bangkok, die is doortrokken van een levensbeschouwing die voor de meeste lezers enkel bestaat als geabstraheerde, geschematiseerde grootheid? In De Boeddha achter de schutting heet de hoofdpersoon simpelweg ‘de reiziger’, en deze tobbende observator wordt telkens geïnterrumpeerd door een onzichtbare en corrigerend optredende reisgenoot genaamd ‘de stem’, een engelbewaarderachtige lastpost. Over de wijze waarop een vreemdeling het boeddhisme - dat over Bangkok ligt als een warme, niet los te woelen deken - in kaart moet brengen, zijn de reiziger en de stem het niet altijd eens. De reiziger prefereert het bladeren in naslagwerken en reisgidsen en noteert nu en dan iets in het opschrijfboekje, terwijl de stem van mening is dat ‘een spoedcursus Boeddha’ en vervolgens het in eigen woorden navertellen ervan niet de methode is voor het ‘opschrijven van een stad’.
Overal in Bangkok zijn boeddhabeelden en -beeldjes te vinden, legt de stem uit, ‘in de hal van het net niet zo glorieuze hotel, in de stinkende bus boven de achteruitkijkspiegel, bij de winkel van zoetigheid in de vitrine (...).’ En inderdaad, de reiziger komt erachter dat boeddha benut wordt voor de meest buitenissige vormen van handel en commercie, een ongerijmdheid zoals hij er wel meer tegenkomt in Bangkok, zoals blijkt uit dit boekje. ‘Verzoen de beelden’ is derhalve het steeds terugkerende, wat plechtstatige zinnetje in De Boeddha achter de schutting. Armoede, oorlog en prostitutie verzoenen met het achtvoudige pad, met grote wiel, kleine wiel of met, bijvoorbeeld, de aanblik van drie danseressen die dansen als ‘levende wajangpoppen’; die zichzelf ‘boetseren tot steeds andere beelden’ - dit alles en nog veel meer te verzoenen is nogal een opgave, en het is dan ook niet verwonderlijk dat de reiziger er niet uitkomt. Maar zo gauw hij zich vervolgens dreigt te verliezen in naar escapisme neigende bespiegelingen, is er weer ‘de stem’ die hem tot de orde roept. Geen geklets, geen titels van essays oplepelen, kijken, kijken moet je in Bangkok! - waarna de reiziger, schoorvoetend, mokkend ook een beetje, uiteindelijk gehoorzaamt en kijkt.
Eerder dit jaar gaf ik in deze kolommen te kennen dat ik op weldadige wijze was aangedaan door het lezen van De zucht naar het westen, Nootebooms bundeling van reisverhalen over Amerika. De Boeddha achter de schutting vertoont zo'n beetje Nootebooms aloude kwaliteiten en het verhaal wordt wederom op innemende wijze verteld - maar daar blijft het dit keer ook bij. Aan het begin van het boekje wordt - toevalligerwijs? - ‘de verscheurende ziel van New York’ vergeleken met ‘de zoetschijnende ziel van de Thais’. Nu is Cees Nooteboom een schrijver die nogal wat poëzie in zijn reisverhalen stopt, zijn observaties zijn soms als dichtregels zo treffend. Toch gedijt die poëtische meerwaarde het beste in een prozaïsche context; liever zie ik de tot romantiseren geneigde Nooteboom in een stad van ‘verscheurende zielen’.
New York is hard, snel en niet in het bezit van een geheugen; Cees Nooteboom schrijft licht en weemoedig soms. Zo'n tegenstelling geeft een weliswaar ‘onverzoenbaar’, maar afgemeten, aimabel resultaat. In Bangkok echter laat Nooteboom zich wat al te vaak leiden door de vermeende ‘zoetschijnende ziel’ van Thailand en zijn hoofdstad. Zo zoetschijnend is die ziel niet als het gaat om de enormiteit van de seksindustrie waar het land het patent op schijnt te hebben. ‘De stem’ wijst hierop, ‘de reiziger’ herinnert zich vervolgens een ‘leegte’ in de blik van een jong, mager nachtclubdanseresje, en dat is dan dat.
Al met al vindt men in dit boekje tamelijk veel boeddha's achter schuttingen, maar weinig zelfkant-adders onder het gras. Soms presteert Nooteboom het om de illusie van volledigheid op te wekken, hier echter is een zekere willekeur niet weg te cijferen, en dat maakt van De Boeddha achter de schutting niet een kleinood maar veeleer een hebbedingetje. Een behartenswaardig hebbedingetje, dat natuurlijk wel.
■