Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Beatrix Potter's Journal bezorgd en ingeleid door Glen Cavaliero Uitgever: Frederick Warne/Viking, 317 p., f 59,25
| |
RijtochtjesBeatrix Potter was de enige dochter van rijke ouders die beiden een flink kapitaal overgehouden hadden aan de Lancasterkatoen. Ze hoefden niet te werken voor hun levensonderhoud. Desalniettemin lieten ze de zee aan vrije tijd bepalen door een dodelijk saai ritme van weinig verrassende maaltijden, rijtochtjes en familiebezoekjes. Vader Potter bezocht zijn club, las de krant en was een niet onverdienstelijk amateurfotograaf: hij leidde zijn eigen leven en deed dat punctueel. De kleine Beatrix vertoefde op een eigen etage met kindermeisjes en huisleraren; haar veel jongere broertje Bertram verdween al vroeg naar een kostschool, en andere kinderen mochten niet komen spelen. Onder het streng toeziend oog van haar ouders oefende zij zich in de teken- en schilderkunst. In het geheim schreef ze haar dagboek. Vanaf haar vijftiende schreef ze vijftien jaar lang met regelmaat in een geheime code haar observaties op. Zelf las ze de eerste schrijfsels terug toen ze twintig was. Het resultaat daarvan is dat ze het een en ander weggegooid heeft en op enkele plaatsen commentaar invoegde. Het dagboek is heel bijzonder, ook al bedenk je van tevoren dat het om een produkt van een negentiende-eeuwse tiener gaat. Je verwacht dat een vereenzaamd meisje als zij haar beklag zal doen en zelfmedelijden heeft. Ondanks het absolute privé-karakter is het dagboek opmerkelijk vrij van zelfanalyse en introspectie. Haar blik is naar buiten gericht: ze observeert de wereld om zich heen en beschrijft die minutieus. Vooral in die eerste jaren is ze erg onpersoonlijk: ze meldt allerlei zakelijke gegevens over de geschiedenis van haar grootouders, beschrijft wat haar vader vertelt over zijn club en wat ze zelf in de krant leest. Alles wat haar opvalt, noteert ze. ‘Manier om eenden te vangen in Egypte. Man zwemt in het water met zijn hoofd in een holle pompoen omgeven door lokeenden, en trekt wilde eenden onder water.’ Waarschijnlijk mede doordat ze nooit met leeftijdgenoten omgaat, heeft ze een onafhankelijke kijk op de meest uiteenlopende zaken. Ze levert kritiek op dogmatische religieuze opvattingen, inzake een in de kranten gevoerde discussie over naaktschilderijen neemt ze een nuchter standpunt in: ‘De schaamte voor naaktheid is voor de naakte, niet voor de waarnemer, en de schilderijen kunnen niet voelen.’ Ze gaat geregeld met haar vader naar tentoonstellingen en beschrijft gedetailleerd wat ze ziet, nietsontziend in haar venijnige kritiek. Bij de plompverloren aanmerkingen op Turner en Rosetti geeft ze drie jaar later wel als commentaar dat het zó kinderlijk is dat ze er kippevel van krijgt. Voor Gladstone - premier gedurende acht jaar in de periode die door het dagboek gedekt wordt - heeft ze geen goed woord over. Keer op keer wenst ze hem dood: ‘O, als een of andere idioot Gladstone nu eens twaalf maanden geleden had doodgeschoten.’ Juist omdat ze de kranten bijhoudt, geeft haar dagboek een aardige blik op de laatste twee decennia van de vorige eeuw; aardig omdat de mededelingen zo lukraak naast elkaar staan. Ze verbaast zich over de jaarinkomens van hertogen en bankiers, laat daarop volgen dat bij de buren waterpokken heerst. Haar verslag van een koninklijk bezoek aan Holborn - ‘De Prins van Wales heeft kort geleden in vermomming de sloppen van Holborn bezocht. Wie durft vol te houden dat deze tijd niet romantisch is’ - wordt gevolgd door mededelingen over bomaanslagen in Londen, anekdotes over levend begraven beroemdheden en de dood van haar huisdieren. Het is vol van schandaal, roddel en opwinding. Omdat de jonge Beatrix omgeven is door oude mensen, wordt ze regelmatig geconfronteerd met de dood. Wanneer de oude Gaskell overlijdt, aan wie ze dierbare herinneringen heeft, betreurt ze zijn | |
[pagina 9]
| |
verlies maar tevens het verlies van haar eigen jeugd. ‘Ik ben de donkere reis van het leven begonnen. Zal het zo donker bijven als het begonnen is?’ Ze is niet erg gelukkig als kind, zoals blijkt uit de volgende gebeurtenis. Tijdens een uitje met haar vader is haar afgewaaide hoedje in een fontein gevallen. Tot plezier van de andere parkbezoekers drijft het steeds verder weg zodat iemand het water in moet om het op te vissen. Uit haar vaders geïrriteerde reactie leidt ze onmiddellijk af dat hij voorlopig niet meer met haar op pad zal gaan. In het dagboek begint ze de beschrijving van het gebeuren met de volgende zinsnede: ‘Ik heb altijd al gedacht dat ik geboren ben om mijn ouders in diskrediet te brengen, maar vandaag manifesteerde zich dat wel heel duidelijk.’
De heer en mevrouw Potter, Beatrix en Bertram, 1881
| |
Kooien en mandjesHet saaie Londense leven wordt jaarlijks door twee vakanties onderbroken: in het voorjaar trekt de familie meestal naar de Engelse zuidkust, in de zomer drie maanden naar het Lake District of naar Schotland. Samen met Bertram verkent Beatrix de natuur: ze verzamelen planten, insekten en kleine dieren. Ze koken lijkjes uit die nog niet ver genoeg zijn vergaan. En ieder stuk uit de verzameling wordt getekend en geschilderd. Op haar vakanties neemt ze altijd de huisdieren mee: katten, konijnen en muizen worden in kooien en mandjes van huis naar huis vervoerd. Haar houding tegenover de beesten is liefdevol, maar zeker niet sentimenteel. Van haar eerstverdiende geld koopt ze iets lekkers voor konijn Peter. Ze raakt evenwel niet geshockeerd bij de gedachte dat pasgeboren biggetjes opgegeten zullen worden als ze niet door hun moeder worden gevoed. De dieren zijn voor Beatrix medebewoners van deze aarde: ze kunnen aangenaam gezelschap vormen, je kunt ook kritiek op ze hebben. Ze maakt zich zorgen over de kiespijn van haar konijn, geniet van het circus hoewel ze het temmen van leeuwen niet met droge ogen kan aanzien, maar heeft weinig op met honden. Wanneer haar pony tijdens een ritje weigert een groep honden te passeren, merkt ze op dat ze zich dat levendig kan voorstellen omdat ze eigenlijk niet van honden houdt, ‘vooral niet van andermans honden’. Haar houding tegenover dieren blijft eigenlijk die van een kind: ze treedt ze alert en met beminnelijke humor tegemoet, zonder ze ooit belachelijk te maken. Dat lijkt ook de belangrijkste reden voor het succes van de boekjes: de kinderen voelen dat de dieren en zijzelf niet vanuit de hoogte behandeld worden. Als ze ouder wordt, ontwikkelt Potter een evenwichtiger stijl van schrijven. Ze heeft het niet meer zo lukraak over alles wat op haar weg komt, maar beschrijft met aandacht voor het detail de zaken die haar interesseren: de bezochte vakantieoorden, de mensen die ze daar ontmoet, de dieren en uiteindelijk - heel voorzichtig - haar eigen gevoelens. ‘Ik voel me veel jonger op mijn dertigste dan toen ik twintig was; fermer en sterker van geest en lichaam.’ De band met haar dieren lijkt sterker te worden, de gevoelens van eenzaamheid groter. Ze specialiseert zich in paddestoelen en houdt daarover een verhandeling voor de Londense Linnaeus Maatschappij. In die tijd stopt ze, als dertigjarige, met het dagboek. Pas vijf jaar later komt haar eerste boekje uit, Peter Rabbit. Voor deze nieuwe uitgave van het dagboek heeft Glen Cavaliero flink gesnoeid in de zo geduldig door Linder ontcijferde tekst: van de 437 pagina's in de eerste uitgave zijn er in totaal 240 overgebleven. De oorspronkelijke noten zijn achterin geplaatst. Van de verschillende uitvoerige beschrijvingen van tentoonstellingen heeft hij er enkele geschrapt, net als de meermaals terugkerende scheldtirades op Gladstone. Voorts zijn complete dagverslagen weggelaten waarin slechts melding gemaakt werd van het weer, vaders activiteiten of familieberichten aangaande onbekenden. Ook als gebeurtenissen in een wat al te simpele telegramstijl vervat zijn, heeft Cavaliero ze laten vervallen. Het resultaat leest prettig en ziet er mooi uit. Toch blijft het al met al een tamelijk onpersoonlijk document; voor degene die geïnteresseerd is in de vrouw achter de kinderboekjes lijkt de herziene biografie van Margaret Lane dan ook een geschiktere keus. In kort bestek krijgen we een beeld van het eenzame kind, de brievenschrijfster die met de publikatie van haar verhaaltjes meer onafhankelijkheid verkrijgt, de vrouw die tegen de wil van haar ouders de ring van haar verloofde draagt, de vrouw die in en om haar eigen huizen dieren bestudeert en die tot onderwerp van haar verhalen maakt, de boerin en schapenfokster die eindeloos in haar eentje buiten verblijft en vecht voor het geliefde landschap. | |
SchapenboerinHoe kwam zij eigenlijk tot het maken van de kinderboekjes? Beatrix Potter stuurde geïllustreerde brieven naar de kinderen van een vroegere lerares; omdat die zeer geliefd waren bij de geadresseerden dacht ze erover ze als boekjes uit te geven. Ze stuurde het verhaal van Peter Rabbit naar de uitgever Frederick Warne maar deze retourneerde het. Na nog enkele weigeringen besloot ze het zelf uit te geven. Over de vorm had ze uitgesproken ideeën: ongeveer 11 bij 15 centimeter groot, op de linkerpagina steeds een tekening, rechts twee of drie eenvoudige zinnen. Ze verkocht de eerste exemplaren aan ooms en tantes, en dan opeens is Warne toch geïnteresseerd. Het contact met de uitgever verloopt goed, ze wordt daar kind aan huis: het verdiende geld en de bezigheden leiden tot een eigen sociaal leven. Toch is de invloed van haar ouders op de nog steeds thuis wonende Potter erg groot. Wanneer ze met Warne aan het onderhandelen is over een volgend boek nemen vader en moeder haar mee op vakantie, ‘omdat altijd met de neus in de boeken zitten niet gezond is’. Ook haar engagement met de jongste zoon van de uitgever kan hun goedkeuring niet wegdragen: ze verzetten zich uit alle macht tegen een huwelijk beneden hun stand. Let wel, Beatrix en de bewuste Norman lopen beiden tegen de veertig. Ondanks alle tegenstand hebben de gelieven zich verloofd; het heeft echter nooit tot een huwelijk mogen komen, omdat Norman plotseling overleed aan leukemie. Beatrix Potter werpt zich op haar werk en koopt tijdens een vakantie in het noorden een boerderijtje in Sawrey om zich af en toe terug te kunnen trekken. Het ouderlijk huis verlaten behoorde niet tot de mogelijkheden van een ongetrouwde dochter. Ze koopt meer en meer land, werkt daarop en koopt nog een landhuis. De notaris die het contract opmaakt, vraagt haar ten huwelijk. Alweer verzetten de ouders zich - nu zet ze door en wordt mevrouw Heelis. Met dat huwelijk sluit ze haar creatieve periode af: ze wijdt zich aan haar man en aan het werk op het land. Als schapenboerin wordt ze alom gerespecteerd, zelfs tot voorzitster van de Herdwick Schapenfokkers Vereniging gekozen. Daarnaast spendeert ze alle tijd om de streek in ere te houden: ze wil er zorg voor dragen dat het gebied voor de bewoners blijft, niet verpest wordt door toeristen en projectontwikkelaars. Dat ze zelf niet uit de streek komt, vergeet ze omdat ze zich er altijd het beste heeft thuisgevoeld. Men kent haar daar als mevrouw Heelis, niet als Beatrix Potter. Ze ontvangt nooit bewonderaars, behalve zo nu en dan een Amerikaan, omdat ze een zwak voor hen heeft. Speciaal voor de Amerikaanse markt stelt ze nog twee boekjes samen uit bestaand materiaal, maar het is duidelijk dat aan haar creatieve produktie een eind is gekomen. In ongeveer tien jaar tijd heeft Beatrix Potter haar boekjes gemaakt, terwijl ze al vanaf haar twaalfde tekende en schilderde. Dieren zijn altijd haar compagnons geweest en net als de kinderen voor wie ze schreef, trad ze ze met respect tegemoet. Tot slot nog een citaat uit het dagboek, geschreven toen ze zesentwintig was: ‘Na het ontbijt nam ik Mijnheer Benjamin Bunny aan zijn leren hondenriem mee om hem uit te laten aan de rand van het koolveld, toen ik een geritsel hoorde. Daar kwam een wild konijn om met hem te praten, het kroop half door het koolbed en ging toen duidelijk knorrend op zijn achterpoten zitten. Ik antwoordde, maar de stomme Benjamin deed niets anders dan zich volproppen met kool. Het kleine beest, een vrouwtje, een armzalige verschijning, kwam tot op drie riemlengtes aan de andere kant van mijn konijn nabij, haar gezicht ronddraaiend van opwinding en bewondering voor de mooie Benjamin, die haar eindelijk vanachter een kool zag en onmiddellijk wegsprong. Hij zag haar waarschijnlijk aan voor de kat van mevrouw Hutton.’ ■ |
|