Gerda Meijerink
Eind februari ontmoette ik Wolfgang Koeppen in München, niet bij hem thuis, waar het volgens hem een onbeschrijflijke rommel was omdat zijn huishoudster hem wegens griep in de steek had gelaten, maar in Hotel Continental; waar we twee flessen met zorg door hem uitgekozen koppige Frankenwijn dronken. Een bezoek in Nederland, ter gelegenheid van het verschijnen van Romaans café, had hij kort tevoren afgezegd, tot zijn spijt benadrukt hij, zoals hij in het verleden al op zoveel dingen tot zijn spijt is teruggekomen. Niet-nagekomen beloften, ongeschreven romans, zoekgeraakte manuscripten, misgelopen ontmoetingen - ‘das groBe Pech’ - vormen een rode draad in het leven van Wolfgang Koeppen,
Gesprek met Wolfgang Koeppen - zijn leven lang door pech achtervolgd
zodat het een wonder mag heten dat deze ontmoeting met hem zo moeiteloos werd gerealiseerd. Ook ‘ein großes Pech’ is het dat een reis naar Japan geen doorgang kan vinden, nu móét hij wel aanwezig zijn bij de festiviteiten die rond zijn verjaardag in juni worden georganiseerd. Koeppen vervalt in somber gepeins als die gebeurtenissen ter sprake komen. ‘Schrecklich ist es, schrecklich,’ zegt hij, maar hij wil en kan ze niet teleurstellen, de mensen aan wie hij toch ook zo veel te danken heeft; Siegfried Unseld van Suhrkamp (‘doordat hij vertrouwen in me bleef stellen en me hielp, kon ik me redden’) en Marcel Reich-Ranicki, door wie hij zich wél en niet begrepen voelt.
Koeppen: ‘Het gesprek met Ranicki zit me erg dwars, hij heeft het allemaal goed bedoeld en ik wil niet ondankbaar zijn, maar ik móét er iets tegenin brengen. Ik ben bezig een boek te schrijven met de titel Hinrichtung eines Zeugen, in dat boek wil ik de vragen van Ranicki letterlijk overnemen, maar er andere antwoorden bij schrijven die mijn standpunt beter weergeven. Mijn uitgever was zeer ontsteld over dat plan en vooral over de titel. Ik werk er nu wel aan verder, het zal nu wel zoiets als Nachtgedanken gaan heten. Ranicki weet ervan maar hij denkt natuurlijk dat er toch niets van komt. Daar heeft hij dan ongelijk in. Door dat interview met hem heb ik ook al een roman waaraan ik bezig was ter zijde moeten leggen, ik had er de tijd niet meer voor en het interview heeft toch weer zoveel bij me losgemaakt dat ik de rust wel niet zal vinden om er verder aan te werken. Ziet u, ik heb er spijt van dat ik niet meteen onder pseudoniem ben gaan schrijven. Als je jong bent, zie je de noodzaak daarvan nog niet in. Nu stoort het me dat de mensen in de buurt waar ik woon weten wie ik ben en me erop aanspreken als er iets over me in de krant heeft gestaan. Ik zou liever gewoon een oude heer zijn die met zijn hond wandelt en dan zouden de mensen zeggen: wie is dat? en dan zouden de anderen zeggen: dat is een gepensioneerde heer. En wat heeft hij vroeger gedaan? zouden ze vragen en dan zouden de anderen antwoorden: dat weten we niet. Als je niet anoniem bent, merk je toch zoiets als een jezelf opgelegde censuur. Er is een roman waar ik al lang mee rondloop en die ik niet kan schrijven. Om heel persoonlijke redenen gaat het niet, wegens iemand anders gaat het niet.’
U heeft toch altijd ontkend dat het autobiografische een rol speelt in uw werk?
‘Ja, dat klopt, maar in het boek dat ik bedoel zou een zekere sfeer een rol spelen, het zou over mijn overleden vrouw gaan en dat gaat niet, dat kan niet. Als ik een anoniem auteur was zou ik het zo hebben kunnen vervreemden dat niemand op het idee zou komen dat het over Marion ging.’
Doelt u nu op het steeds weer door Suhrkamp aangekondigde boek?
‘Nee, dat is weer wat anders. Al die aangekondigde boeken zal ik nooit voltooien, daarover heb ik ook al met mijn uitgever gesproken. Ik wil al die “liegen gelassene Anfänge” nu gaan uitgeven onder de titel Anfänge eines Romans, dat kan ik verantwoorden, want op die manier wordt het werkelijk een roman. Maar ook met dat boek ben ik al veel te laat, de datum die ik had afgesproken is al verstreken.’
Reich-Ranicki heeft beweerd dat u niet meer kon schrijven omdat de critici in Duitsland u zo onheus hebben bejegend. Is dat waar?
‘Dat klopt niet, dat is beslist niet waar. Er is veel onzin geschreven over mij. In Moskou werd in een literair tijdschrift zelfs beweerd dat ik niet meer geschreven heb omdat ik in de Bondsrepubliek vervolgd werd. Ook dat is niet waar. Behalve een paar extreem rechtse reacties heb ik nooit iets van vervolging of onderdrukking gemerkt. Natuurlijk waren de mensen gechoqueerd, enerzijds door wat ik vooral in Das Treibhaus over de politiek in Bonn beweerde, maar vooral ook door de manier waarop ik schreef, dat was heel ongebruikelijk voor ze, vergeleken met de door de nazi's beïnvloede literatuur die ze gewend waren. Wat me aan de negatieve reacties stoorde, was alleen dat mijn romans zo slecht werden verkocht, dat is voor iemand die van de pen leeft heel vervelend.’