Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Adriaan ende Elegast
| |
Snobistische dubbelzinnigheidDe aandacht voor deze Jean Genetachtige wereld komt weliswaar van iemand die goed in de kleren zit, in het titelverhaal van Casablanca komt een genre mens voor waar Van Dis een meer dan gewone belangstelling voor heeft: de man die een vrouw wil zijn. In ‘Casablanca’ is het Bea (‘dierlijk ordinair’), in Tropenjaren Marjolin, travestieten voor hele dagen. Van Dis is in Casablanca om de dokter op te sporen die James Morris twintig jaar geleden ombouwde tot Jan Morris; zijn vriend(in) Bea is daar voor hetzelfde doel. Deze ingreep kan in Nederland gratis plaatsvinden, maar Bea wil ‘geen kletsmeiers en sociaal-werkers’ aan haar lijf. Zij kiest voor de hoofdstad van het schemergebied van de menselijke identiteit en moraal, Van Dis verkiest daar helemaal heen te reizen.
De cultuur... De cultuur... Op een gegeven ogenblik heb ik tegen mezelf gezegd: ‘Er moet geleefd worden, voor de donder!’ En toen heb ik een boek gemaakt. Uit ‘Quelques artistes et gens de lettres’ van Sempé (Denoël, 1984)
Van Dis' aandacht en belangstelling voor dit schemergebied heeft de smaak van authenticiteit, maar blijft die snobistische dubbelzinnigheid houden die de werkelijke bewoners van die wereld onmiddellijk herkennen als morbide pottekijkerij. In al deze verhalen heerst het heimwee van de effectief gedomesticeerde naar de instincten. In het naar het fantastische neigende verhaal ‘Beet’ wordt de hoofdpersoon meegesleept door een plotseling bij hem opstekende verdrongen agressie tegenover een collega op de bibliotheek waar hij werkt. Deze man heeft ooit zijn vriendinnetje ingepikt; als de hoofdpersoon bij toeval in het paleis van justitie belandt en daar de zaak tegen een jongen meemaakt die een vrouw in een supermarkt tot bloedens toe in een borst heeft gebeten, speelt het weer op. De totale existentie van de brave collega, die alle varianten van de Karel ende Elegast kent, maar nooit op de gedachte komt dat hij ook zou kunnen leven als Karel (dat wil zeggen als een koning die 's nachts met een dief uit stelen gaat), moet eraan geloven. De hoofdpersoon wil de jongen van de borst spreken om in zijn wereld door te dringen, wég van het soort leven dat hij op de bibliotheek leidt en waar zijn collega de personificatie van is. De jongen maakt op hem de indruk van een ‘wolfsjong’, veel meer dan grommen doet hij niet. Zijn agressieve tanden contrasteren met de beschaafde taal waarmee de hoofdpersoon hem benadert. Hoe sterk de onderlinge verwantschap van deze verhalen ook is, even sterk zijn ze niet. Van Dis' fascinatie door menselijke rariteiten (waar men in Amerika het afschuwelijke woord ‘freaks’ voor heeft, een woord waarmee de betrokkenen onmiddellijk in een vuilniszak worden gestopt) is in sommige verhalen (‘Charlottes baby’, ‘De vraatzuchtige spreekt’) van anekdotische aard, een uitwerking van curiositeiten. Een dergelijke fascinatie moet krachtig in de hand worden gehouden, anders wordt Van Dis een verzamelaar van randfiguren met zijden handschoenen. Twee verhalen, ‘Het mussejong’ en ‘De deserteur’, zijn bijna serene verslagen van levens zonder enige charme. Het eerste over een imbeciele jongen in een verlopen Parijs' hotel die het goed kan vinden met mussen, het andere van een soldaat die deserteert omdat hij het goed kan vinden met een vrouw. Allebei zijn het verhalen over instinctief leven, met een minimum aan geciviliseerde intelligentie. Op de rand van de categorie van het rariteitenkabinet is ook ‘God en de gekkenrechter’ omdat het een uitwerking van een krantebericht lijkt: een man die denkt dat hij God is sluit zichzelf op in zijn ‘hemelrijk’, naar analogie van zijn naam. Hij hamstert zijn ontlasting, pies, nagels en de haren die hij van zijn hoofd scheert. Ook al past zo'n verhaal in Van Dis' verzameling cultureel gedepriveerden (die toch niet zoveel verschillen van de cultureel welvarenden), dat het een verzameling dreigt te worden is juist het gevaar, straks kan de schrijver er de kermissen mee af. Na Nathan Sid, Tropenjaren, De rat van Arras had deze bundel verhalen Van Dis' vermogens moeten bevestigen. Nu een derde dat niet doet zal er gewacht moeten worden op een volgende gelegenheid. ■ |
|