Vertaald
Liefdesmedicijn door Louise Erdrich, vertaling Dorien Veldhuizen (De Prom, 224 p., f29,50). De Amerikaanse Louise Erdrich (1954) is van Duitse en Chippewa afkomst; vooral die Indiaanse achtergrond is bepalend geweest voor deze indrukwekkende roman over twee nauw met elkaar verbonden families: de Kashpaws en de Lamartines die in en nabij een Indianenreservaat wonen in Noord-Dakota. Het verhaal begint in 1981, eindigt in 1983 en geeft daartussen in korte hoofdstukken vanuit verschillende personen de historie weer vanaf 1934 zodat we uiteindelijk een volledig beeld krijgen van de gecompliceerde bloed- en liefdesbanden. Je gaat houden van de gepassioneerde Lulu Lamartine die haar hele leven ‘verliefd is op de hele wereld en alles wat in zijn regenachtige armen leeft’, hoewel anderen haar zien als een schaamteloze mannenverslindster. Je krijgt begrip voor de laffe, brute King en bewondering voor de onverzettelijke Marie Kashpaw en de wilde June. Voor dit overtuigende debuut kreeg Erdrich de prijs van de National Book Critics Circle.
Zijn apevrouw of: Met een chimpansee getrouwd door John Collier, vertaling P.H. Ottenhof (De Arbeiderspers, 238 p., f32,50). John Collier schreef in 1931 zijn meesterwerk His Monkey Wife, een verbijsterende satire over ‘het beest in de mens’ of meer nog ‘de menselijkheid in het beest’, in dit geval de chimpansee Emily. Deze ‘Helena van het oerwoud’ woont als huisgenoot bij de Engelse onderwijzer Alfred Fatigay in de Kongo tot zij meegenomen wordt naar Europa. Op de boot denken de overige passagiers dat ‘het gedrongen bruine schepseltje vast weer zo'n vrouwelijke antropoloog is’, tot de (geklede) Emily ook hen van haar charmes overtuigt. In Londen is haar leven aanvankelijk niet zo fortuinlijk; Alfred geeft de aap cadeau aan zijn verloofde Amy, een zelfzuchtige, ‘moderne’ vrouw die het lieve dier uitbuit en pest. Emily is vooral bijzonder omdat ze kan lezen (helaas niet spreken), ze verslindt literatuur en begint omdat ze van orde houdt met Darwins De oorsprong der soorten. Bovendien houdt zij écht van Alfred in tegenstelling tot Amy. De sympathieke Emily wint het hart van haar meester door gebruik te maken van haar intelligentie en door een paar apenstreken uit te halen. De schitterende volzinnen blijven in vertaling goed overeind, de inhoud staat na vijfenvijftig jaar nog als een huis.
Vogels voor kooien en volières door Andrea De Carlo, vertaling Thomas Graftdijk en Marguerite Seton (Bert Bakker, 232 p., f34,90). Fiodor Barna neemt het ene besluit na het andere zonder daar een seconde over na te denken, redeneren doet hij niet, hij laat zich leiden door het toeval dat ‘tekens’ geeft. Fiodor veroorzaakt een ongeluk, verlaat zijn vrouw, vertrekt naar Italië, neemt een baan die hij eigenlijk niet wil... maar vraag niet waarom. Ook als lezer moet je je laten meeslepen door het ongerijmde, iets wat bij mij overigens niet gebeurde. Het lot, als ik het zo even mag noemen, is hem echter niet slecht gezind: voor vrouwen schijnt de jonge Barna zeer begeerlijk te zijn, geld is er in overvloed en het meisje waarop hij - als door de bliksem getroffen - verliefd op wordt, vindt hij weer terug nadat ze spoorloos verdwenen was wegens haar vermeende betrokkenheid bij terroristische activiteiten. Het zal wel kritisch bedoeld zijn: studeren is tijdverspillen, in de regering zitten monsters, zakenlui zijn oplichters, maar het volstrekte gebrek aan nuance en diepgang zorgt ervoor dat het weinig indruk maakt.
Kille nachten door Tezer Kiral, vertaling Gül Özlen en Okko Lems (Sjaloom, 91 p., f19,90). Tezer Kiral meent dat schrijven een aangeboren psychologische eigenschap is zoals de manie, de melancholie of de overmoed. Een ziekte die je bij je draagt. Zij ziet de literatuur als de enig mogelijke ontsnapping uit de dagelijkse wirwar van gevoelens. Deze onlangs overleden Turkse schrijfster publiceerde behalve korte verhalen in 1980, deze roman over de grenzen tussen rede en waanzin die zij zelf zeer goed kende. In korte, (autobiografische) fragmenten schrijft zij zonder zich aan chronologie te storen over haar jeugd in een provinciestad, haar eerste erotische ervaringen, haar kennismaking met de literatuur op het gymnasium en een serie verdrietige opnamen in psychiatrische klinieken. Door de talloze elektroshocks raakt zij haar geheugen kwijt en wordt haar de hartstocht voor het leven ontnomen. Het boekje heeft een rommelige structuur die goed aansluit bij de aangrijpende inhoud.
MARIJKE HILHORST