Een opgejaagde reiziger en zijn bediende
‘Moustique’ van Henry de Montherlant
Moustique door Henry de Montherlant Uitgever: La Table Ronde, 194 p., f36,50
Ed Jongma
In de onthullende biografie van Montherlant, Montherlant sans masque, die in 1982 verscheen, heeft Pierre Sipriot het uitvoerig over ene Moustique, een Marseillaanse straatjongen, die Montherlant in de periode van 1925 tot 1930 op zijn reizen vergezelde als dienstknecht. Geobsedeerd als Montherlant was door het verstrijken van de tijd, meende hij dat hij de karweitjes die een ander net zo goed kon opknappen, dan ook maar beter aan die ander kon overlaten: ‘Handarbeid op bevel (in de oorlog, of onder een communistisch regime), het zij zo. Maar uit eigen beweging, nee. Aan de andere kant heb ik sinds 1925, of beter gezegd sinds ik heb gezien tot wat voor afschuwelijke tirannen veel Europeanen in de kolonies uitgroeien, een grote weerzin tegen het feit dat men mij dient. Ik voel me “schuldig” als ik iemand iets beveel, en verdraag dan ook geen dienaars om mij heen als ik hen niet kan behandelen als metgezellen, of als ik hen niet kan toestaan wat ze mij vragen, inbegrepen alle vrijheid die zij wensen.’
1925, het jaar waarin Montherlant Moustique in dienst nam, was een belangrijk jaar voor hem. De dood van zijn grootmoeder, met wie hij een zeer sterke band had, betekende voor hem een definitief afscheid van het ouderlijk milieu, met een daarbij passende bezinning over zijn situatie. Al eerder had hij gemeend zijn leven in eigen hand te moeten nemen toen zijn vader in 1914 overleed en de Eerste Wereldoorlog uitbrak, maar zijn moeder verzocht hem toen te wachten met in dienst te treden, tot ook zij overleden zou zijn. Omdat zij als het ware de daad bij het woord voegde, hoefde dit geen al te lang uitstel voor Montherlant te betekenen, maar hij wordt aanvankelijk afgekeurd, en zal pas in 1917 als vrijwilliger aan de strijd deelnemen, een strijd die voor hem eindigt, als hij in 1918 niet ongevaarlijk gewond raakt door een zevental granaatscherven in de nierstreek.
De bezinning in 1925, na de dood van zijn grootmoeder, brengt hem tot het besluit Parijs de rug toe te keren en naar het mediterrane zuiden te vertrekken, waar het leven naar hij meent vrolijker en lichter is, en de mensen mooier en hartstochtelijker zijn. Al in zijn jeugd kende hij de ‘verzoeking van het zuiden’, als hij door het gare de Lyon zwierf en droomde van het station aan het eindpunt van de lijn: Marseille.
Op het gare de Lyon ook begint zijn nieuwe leven, dat hij vastlegde in notities, die hij later, in 1929, zou verwerken in de roman Moustique, die pas onlangs voor de eerste maal werd uitgegeven. De openingsbladzijden tonen Montherlant in alle eufore bravoure van zijn verkregen vrijheid. Hij ontmoet in de wachtkamer een Noordafrikaans gezin met een dochter van een jaar of zestien en een iets jongere broer, maakt voorzichtige avances naar het meisje, volgt het gezin in de trein, waar hij zich vervolgens een nacht lang onder het slapend oog van de ouders en het niet zo slapende maar eerder samenspannende oog van de broer, op aangename wijze verpoost met de maar al te bereidwillige dochter.
De volgende ochtend in Marseille is hij nog vol van het genoten avontuur, en vooral ook van de medeplichtige rol van de broer, die de gebeurtenissen een extra dimensie van spanning gaf. Hij besluit een jongen te zoeken met wie hij eenzelfde vorm van verstandhouding kan hebben, en die hem bovendien op zijn reizen zal ontlasten van de dagelijkse beslommeringen. Dit wordt Moustique, die hij uitkiest op grond van een eenvoudige test: hij is de enige die een in de weg liggende hond op het trottoir in het voorbijgaan geen achteloze trap verkoopt. Vincent, een veertienjarig schoenpoetsertje, die zijn bijnaam Moustique ontleent aan het feit dat hij zo hinderlijk heet te zijn als een mug, gaat onmiddellijk akkoord met de voorstellen die Montherlant doet, en brengt hem vervolgens naar zijn moeder, die in een achterafkrotwoning samenwoont met een vriend en nog een paar kinderen. Ook met haar vallen zaken te doen, en zo kan Montherlant aan zijn zwervend bestaan beginnen in het rustige besef dat hij een metgezel en bediende heeft. De jaren van de ‘voyageur traqué’ (de opgejaagde reiziger) zijn begonnen.