Humeuren & temperamenten
Bekeringsijver
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Waarom zijn alle mensen niet net als ik? De houding, in die vraag besloten, lijkt iedereen aangeboren. Ja, ik ken geen vanzelfsprekendheid die door zoveel mensen, zo verschillend van karakter en uit zulke uiteenlopende culturen, wordt gedeeld. Het is een vraag die men zich niet eens bewust stelt. Het is een ingebakken houding, een existentiële zal ik maar zeggen. In elk onbewaakt ogenblik waaraan ons arme bewustzijn rijk is zien we onszelf aan voor de norm van de wereld. Waarom is niet iedereen net als ik? Een vis kan de veronderstelling dat er niets dan nattigheid tussen hemel en aarde is, ja dat de melkweg in het water zwemt, niet gewoner vinden.
Waarom praten ze in andere landen in zulke vreemde tongen, terwijl het toch bij ons ‘gewoon’ zo-en-zo heet? En in dat andere land houdt men, want men is er niet intelligenter, onze taal weer voor volstrekt bezijden de norm. Niet alleen simpele, brave mensen kennen die houding, ze komt onder alle sociale lagen voor. Wat een gek volk dat het om elf uur 's ochtends geen koffie drinkt. Ze nuttigen er geen thee met koek in de middag: het zal nooit wat worden met die stakkers.
Een van de miserabelste gedachtengangen van de mensheid is tegelijkertijd haar meest aangeborene. We hoeven er ons geen verwijt van te maken, want hij is universeel. ‘De sociale voorzieningen zijn er goed, maar ze kunnen zich niet eens een kameel veroorloven.’ ‘Ik heb zelden zoiets geks gezien: ze snuiten er hun neus in een lap, die ze zakdoek noemen, in plaats van in de gordijnen.’
Het is een reflex. Men ontworstelt er zich maar zeer moeilijk aan. Iemand die veel heeft gereisd of gelezen, zal waarschijnlijk niet zo snel in de val van bovengenoemde reacties lopen, maar op een subtieler en verholener wijze blijft hij er aan laboreren. Hij kan er zich niet eens aan ontworstelen, zozeer zijn wij mensen gestempeld door onze geboorte. Alles wijst er op dat we die reflex voor onschuldig en goedmoedig moeten aanzien.
Toch noemde ik hem de meest miserabele. Het is dezelfde houding die, als ze niet als een vergeeflijk defect wordt onderkend, als een aan zowel partij als tegenpartij eigen instinct, leidt tot zendingsdrift en bekeringsijver. Dan glimlachen we niet langer toegeeflijk om onze domme reflex die weer eens sneller was dan de overweging, maar gaan we van de ander eisen dat hij zich net zo gedraagt als wij, dat hij dezelfde goden aanbidt, dezelfde spijzen nuttigt, hetzelfde levensritme eerbiedigt, nalaat wat wij verfoeien en in de tropen Kennemerland nabootst. Een en dezelfde houding kan dus zowel kinderlijk als moorddadig zijn. Begrijpelijke domheid is tevens onbegrijpelijke onverdraagzaamheid.
De domheid zonder zelfreflectie die bekeringsdrift heet - het is het verachtelijkste waartoe de mens kan zinken. Wie niet wil roken, rookt niet. Maar fanatiek, tot op het weerzinwekkende af, zijn de niet-rokers die anderen het roken willen verbieden. Ze hebben er, in hun bemoeizuchtige gestook en gedrijf, zelfs een hartinfarct voor over om anderen het sterven te verbieden. Waarom zijn die anderen niet net als wij? Het is, ditmaal, een vraag van louter angst.
Wie de wereld wil aanpassen aan het beeld dat hij van zichzelf heeft, door reglementen of te vuur en te zwaard, is een gevaarlijke gek. Maar omdat het streven ons in zijn goeiige vorm zo vertrouwd voorkomt laten we zo iemand op vrije voeten lopen. Terecht. Wie een bekeringszeloot zou willen bekeren, trapt in zijn eigen kuil. We kunnen helaas alleen maar medelijden met hem hebben.