Tedere en andere passies in de negentiende eeuw
Peter Gays onderzoek naar de liefdesideologie van de Victorianen
The Tender Passion Deel 2 van The Bourgeois Experience. Victoria to Freud door Peter Gay Uitgever: Oxford University Press, 490 p., f86,65 Importeur: Nilsson & Lamm
Jan Fontijn
Onlangs zei Hans Werkman, bekroond met een prijs voor zijn biografie over de protestantse, homoseksuele dichter De Merode, in een interview met Frits Abrahams in dit blad het volgende: ‘Er wordt beweerd dat ik gezegd zou hebben dat homofilie een straffe Gods is. Dat heb ik gelukkig nooit gezegd. Ik zou het ook geen ziekte willen noemen, ik beschouw het meer als een handicap, zoals blindheid waarmee je ook moet leren leven als je ermee geboren bent.’ Straffe Gods, ziekte, handicap, dat is in het kort de ontwikkeling van de beeldvorming over homoseksualiteit in de negentiende eeuw. Homoseksualiteit als een handicap zien, als blindheid, is het standpunt waarop op het einde van de negentiende eeuw een verlicht seksuoloog als Havelock Ellis zich stelde. Voor hem was homoseks een ‘abnormality, much like colourblindness’. Maar daarmee houdt de vergelijking tussen de wonderlijke Ellis, met diens grote fascinatie voor allerlei vormen van seks, en de gereformeerde Werkman dan ook op. Het typische, beperkt reformatorische standpunt van Werkman dat een homo in de praktijk niet mag toegeven aan zijn geaardheid en dat tot de meest onverdraagzame situaties kan leiden en psychische nood, zo'n standpunt heeft Ellis nooit ingenomen.
De negentiende-eeuwse opvattingen van de bourgeoisie over seksualiteit werken door tot op de dag van vandaag. Wanneer Frans Kellendonk in zijn Mystiek lichaam het niet-produktieve van de homoseksuele liefde thematiseert en dat contrasteert met het op procreatie gerichte huwelijk tussen man en vrouw, dan beroept hij zich in feite op de kern van de negentiende-eeuwse burgerlijke ideologie ten opzichte van seksualiteit. En die kern is dat het erotische ideaal, een huwelijk in liefde, moet zijn gericht op procreatie.
De historicus Peter Gay is momenteel bezig de opvattingen van de middle class over seksualiteit in de periode 1840 tot 1914 in kaart te brengen in het kader van een reusachtig, ambitieus project, waarvan de beschrijving verscheidene delen zal beslaan en dat zal gaan over de burgerlijke ervaringswereld. In 1984 verscheen het eerste deel onder de titel Education of the senses. Onlangs verscheen het tweee deel: The tender passion.
Om verschillende redenen is dit project volgens mij uiterst belangrijk. Allereerst omdat, zoals ik al boven heb trachten duidelijk te maken, de invloed van die opvattingen uit de vorige eeuw nog steeds doorwerken. Inzicht in die opvattingen van weleer is inzicht krijgen ook in hedendaagse opvattingen. Een open deur maar daarom niet minder waar.
Maar het nut van Gays studie reikt verder. Ons beeld over de Victoriaanse tijd en de opvattingen over liefde en moraal daarin is voor een groot deel gevormd en bepaald door historici en essayisten, (denk in Engeland aan de Bloomsburygroep) wier opvattingen een duidelijke reactie waren op die in de negentiende eeuw. Er dreigde zonder meer een stereotypie te ontstaan van een uniforme, seksvijandige cultuur vol hypocrisie en moralisme. Waar Gay nu op uit is en wat hem ten dele ook gelukt, is het stereotiepe beeld van de Victoriaanse cultuur te corrigeren en te compliceren. Hij wil nuanceringen aanbrengen waar de etikettering en de generalisatie te grof zijn aangebracht. Hij doet dat onder andere door uitvoerig in te gaan op beschrijvingen die een aantal negentiende-eeuwers van hun liefdeleven in dagboek en brieven hebben gegeven. Zo behandelde Gay in het eerste deel uitvoerig het dagboek van een zekere Mabel Todd, waarin deze zeer uitvoerig haar uitbundige liefdeleven registreert. Gay heeft een goede neus in de keuze van zijn documenten al blijft natuurlijk altijd de vraag in hoeverre deze documenten representatief zijn voor de vastlegging van algemene stromingen in een cultuur. Hoe het ook zij, mede dank zij dat dagboek van Todd wordt Gay in staat gesteld om af te rekenen met de mythe die in de negentiende eeuw vorm kreeg en die erop neerkwam dat de vrouw erotisch niet ontvankelijk was. Vanaf het midden van de negentiende eeuw is daarover een debat gaande; tegenover al degenen die menen dat het seksuele instinct van de vrouw geen rol speelt, komen er steeds meer medici die het tegendeel beweren en menen dat haar sensitiviteit en verbeelding groter zijn dan die van de man. Als Van Deyssel in een berucht hoofdstuk van zijn roman Een liefde een vrouw laat masturberen, dan plaatst hij zich met deze passage in een debat dat enige decennia in volle hevigheid is gevoerd.
John Everett Millais: The Black Brunswicker. Geschilderd in de jaren 1859/60, de periode waarin Millais meerdere met de liefde samenhangende ‘moodpictures’ maakte.