Nico Scheepmaker
Van de boeken die mijn vrouw en ik in de koffer meenemen naar Toscane staat één ding in ieder geval vast: het zijn er te veel. Dat is ieder jaar hetzelfde. De tegenmaatregel: alleen boeken meenemen die we allebei willen lezen maar allebei nog niet gelezen hebben, strandt steeds op het euvel dat de een de ander boeken aanraadt die de een al gelezen heeft. Hier volgt nu mijn lijst:
- Bescheurkalenderagenda, al half leeg. Vreemd idee: ik leef nu al net zo lang elke dag met de Bescheurkalender als met mijn oudste dochter. Het is de laatste van de elf. Ik peins erover in 1987 in al mijn dagelijkse colums (Trijfel) in de GPD-kranten een bescheur-voorkantje op te nemen, als troost voor de bescheurders onder mijn lezers (‘Al voor het zevende achtereenvolgende jaar pakt Antoinette “Dokter Zjivago” in de koffer, vast van plan die mooie film nu ook eens te lézen!’).
- Van Privé-Domein: Alexander I. Herzen 1847-1852, Ernst Jünger en William Butler Yeats I. Allemaal echt gebeurd, dat leest toch het lekkerste.
- Céline, ‘Reis naar het einde van de nacht’ (tot nu toe heb ik tegenover mijn vriend, dorpsgenoot, oud-pelotonsgenoot en oprichter van het Céline Genootschap Aart van Zoest nog altijd weten te verzwijgen dat ik dit absolute meesterwerk nog nooit gelezen heb als we het analyseerden).
- Nabokov, ‘Uitnodiging voor een onthoofding’, omdat ik dat, als Nabokov-bewonderaar, toch nog nooit gelezen heb.
- August Willemsen, ‘Braziliaanse brieven’, half gelezen, meeslepend geschreven.
- ‘Licht Letterland 2’, vermakelijk Nederlands proza, wegens vakantie.
- ‘Merg en been’, Gerben Hellinga, wegens Gerben.
- ‘Prisma Rijmwoordenboek’, wegens gemakzucht (‘Ik heb je lief, maar in Toscane, gaat dat gespaard met tramontane’ enzovoort).
■