Thrillers
‘Het huwelijk is een juridische constructie die uitsluitend garandeert dat je door advocaten wordt genaaid’ zegt de hoofdredacteur tegen Fletch in Fletch won van Gregory McDonald (Warner, f 16,65). ‘Liefde?’, zegt een oudere stripteasedanseres. ‘Weet je wat mannen zijn? Een mond om je te belazeren, twee vuisten om je in elkaar te slaan, een pik om je te neuken en een portefeuille om je aandacht te trekken.’ Dit citaat komt uit Doubting Thomas van Robert Reeves (Warner, f 16,65). Beide definities zijn nogal grof, maar geven ook blijk van een opgewekt cynisme dat in beide boeken overheerst. Fletch won is inmiddels aflevering nummer zoveel uit het avontuurlijke leven van de hondsbrutale, nieuwsgierige en nooit versagende journalist Irwin Maurice Fletcher, bijgenaamd Fletch. Het gaat dit keer om een avontuur uit het begin van zijn loopbaan, waarin de moord op een advocaat van kwade zaken centraal staat. De intrige is nooit de sterkste kant van de Fletchboeken. Het gaat om het rappe toontje van Fletch, maar McDonald laat zich nogal eens verleiden om iederéén zo te laten spreken en dan wordt het allemaal snel vermoeiend. Achter het cynisme gaat ook nog bezorgdheid schuil over het verval van normen en waarden. In het algemeen gesproken is dat natuurlijk prachtig, maar aan Fletch vind ik dat toch een beetje afdoen.
De hoofdpersoon in Doubting Thomas is een hoogleraar in de Amerikaanse letterkunde die zich in zijn vrije tijd door minder hoogstaande gewoontes laat leiden, zoals gokken op de paardenkoersen, veel zuipen en tot slot even een stripteaseshow meepakken. Zijn goklust plaatst hem bij toeval midden in een intrige die nogal als los zand aan elkaar hangt, maar die de auteur wel de gelegenheid biedt vele leuke types te introduceren, zoals een gangster die de hoogleraar gebruikt om zijn eigen opvattingen over Conrad, Pound en andere literatoren te toetsen. In eigen kring komt hij daar te weinig aan toe. Jesus Saves heet het paard waarmee alles begint, maar gelukkig komt de hand van de Zoon (en van de Vader) niet verder in het verhaal voor. De hoogleraar weet het geheel op eigen kracht aardig te rooien.
In Sudden Death (Ballantine, f 16,65) van William Kienzle verzucht de vaste hoofdpersoon van de schrijver dat hij in vorige boeken vaak een moordzaak kon helpen oplossen vanwege zijn kennis van rooms-katholieke zaken. Helaas heeft kapelaan (of pastoor?) Koesler dit maal nauwelijks iets aan zijn vakkennis en dreigt het verhaal kapot te gaan aan een beroepsziekte van priesters, nl. o.h.-en. De plot is verder bijzonder bedacht en alleen liefhebbers van Amerikaans voetbal zouden er iets aan kunnen vinden. Waarom kan er overigens geen normaal verhaal van circa 200 bladzijden meer worden geschreven! Iedereen maakt maar boeken die over de 300 heen gaan, en kan die nare gewoonte om uitgebreid Jan en alleman in voor- en nawoord te bedanken ook eens ophouden?
In de verhalen van Ross Thomas (die in geen enkel opzicht een spiegelbeeld is van de Nederlandse misdaadschrijver Tomas Ross) is de hoofdpersoon altijd een koelbloedige ritselaar. Dat is ook het geval in Briarpatch (Penguin, f 16,65). Nadat zijn zuster die bij de politie werkte, is vermoord, keert een man terug naar zijn geboorteplaats in het zuidwesten van de Verenigde Staten. Dat geeft aanleiding tot veel nostalgie die a-sentimenteel wordt opgediend. Intriges schijnen Thomas altijd veel minder te interesseren dan scènes en vooral personages. De titel betekent zoiets als ‘Stekje’ of ‘Ons Hoekje’ wat erop duidt dat iemand bezig is te proberen de thuisstad van de hoofdpersoon tot zijn privé-bezit te maken. De gebruikelijke les van Thomas is dat dat in de Verenigde Staten vaak nog lukt ook.
Mindbend van Robin Cook (Pan, f 16,65, en ook in een Nederlandse vertaling bij A.W. Bruna verschenen) begint met de beschrijving van een abortus provocatus. Daar moet je dus wel van houden. Daarna springt het verhaal over op een uiteenzetting van een duivelse samenzwering van een grote farmaceutische firma die geheime experimenten op foetussen verricht. Ook artsen worden slachtoffer van hun boze plannen en het is net alsof je een avontuur van Kapitein Rob zit te lezen waarin de geniale (en tevens krankzinnige) geleerde Lupardi weer bezig is. De rol van Rob wordt gespeeld door een jonge medicijnenstudent die zijn vrouw zwanger heeft gemaakt, bij de schurkachtige firma gaat werken omdat zij nu niet meer het gezinsinkomen kan verdienen (zij is danseres) en er ook nog voor moet vechten dat hun vrucht niet door de firma wordt misbruikt.
Death in Berlin Van M.M. Kaye (St. Martin, f 16,65) is echt een boek voor vrouwen. De hoofdpersoon is een jong meisje dat in 1953 bij een familie in Berlijn gaat logeren. Het gezinshoofd is een Engelse militair in dienst van de bezettingstroepen en praktisch alle personages in het verhaal hebben een relatie met het leger. Dat milieu, waaruit de schrijfster zelf afkomstig is, wordt heel aardig neergezet, maar verder vond ik het geheel net iets te zoetig. Vooral als de hoofdpersoon aan het eind stevig in de armen wordt genomen door de legerkapitein tegenover wie zij het hele verhaal al ambivalente gevoelens koesterde, was het weer net als vroeger toen ik wel eens tegen beter weten in een boek van mijn zusjes pakte. Maar wie gezellig wil meeleven met een meisje dat met haar pantoffels in een plas bloed stapt (die verder niets met een abortus heeft te maken) zal zich er wel bij amuseren.
THEO CAPEL