Criticus in Kongo, avonturier in de Amazonen
Reisdagboeken van Gide en Shoumatoff
Travels in the Congo door André Gide Vertaling: Dorothy Bussy Uitgever: Penguin Travel Library, 309 p. Importeur: Penguin Books Nederland, f21,95
In Southern Light. Trekking through Zaire and the Amazon door Alex Shoumatoff Uitgever: Simon & Schuster, 239 p. Importeur: Van Ditmar, f 48,60
Louise Fresco
In 1925-26 reisde André Gide tien maanden door Frans Centraal Afrika, op uitnodiging van de toenmalige gouverneur van Tsjaad, Marcel de Coppet, en het ministerie van Koloniën in Parijs. Tijdens die tocht hield hij een uitgebreid dagboek bij, waarin hij zijn indrukken vastlegde. Hoewel hij eerst van plan was geweest een serieuze studie te schrijven over Afrika, besloot hij toch zijn dagboek - met toegevoegde noten en enige bewerkingen - te publiceren. Dat dagboek is nu opnieuw door Penguin in de Travel Library uitgegeven. Hoewel ik het ooit wel eens had gelezen voor ik zelf een stap in Afrika zette, blijkt het bij herlezing nog veel boeiender dan ik me herinnerde. Er zijn weinig mensen die de natuur in de tropen - het vroege ochtendlicht over de rivier de Kongo, de tornado's langs de kusten van het Tsjaadmeer, de wirwar van lianen in het regenwoud - zo adembenemend hebben beschreven als Gide. Het is trouwens opvallend dat hij soms de namen van veelvoorkomende soorten niet kent, ondanks het feit dat hij verschillende flora's en handboeken in zijn bagage heeft. Zo beschrijft hij wat mij Imperata Cylindrica lijkt met een prachtig beeld als ‘verzilverde haver’.
Veel van Gides landschappen heb ik ondertussen zelf gezien, en ondanks het feit dat er zestig jaar tussen ligt, lijkt er soms weinig veranderd. De weg tussen Alindao en Bambari in de Centraalafrikaanse Republiek, met zijn mysterieuze termietenheuvels, bestaat nog steeds. Delen van het oerwoud zijn gekapt, de Ceará-rubberplantages zijn verdwenen, de steden zijn sterk gegroeid, maar je zou nog steeds met Gides dagboeken als gids de reis kunnen maken. Niet alleen in zijn beschrijvingen van de natuurlijke omgeving, maar ook in die van de sociaal-economische situatie van de bevolking is Gides verslag verrassend actueel. Natuurlijk is, sedert de onafhankelijkheid, de uitbuiting door de handelsmaatschappijen formeel opgeheven, maar in bepaalde opzichten is die vervangen door een subtieler systeem van afroming van het platteland door de stedelijke elite. Waar eens onverschillige koloniale ambtenaren oogluikend het geweld tegen plantagearbeiders toestonden, weigeren overheidsfunctionarissen nu zich in te zetten voor de ontwikkeling van de rurale bevolking en viert de corruptie hoogtij.
Gides reis begint rustig genoeg, per boot naar Matadi in de toenmalige Belgische Kongo, en vervolgens via Brazzaville de Kongo op. Hij amuseert zich met het vangen van vlinders met een vlindernetje en het observeren van kevers, en leest ondertussen Bossuet en Racine. Maar al snel valt hem de miserabele situatie van de dorpelingen langs de rivier op. Kinderen met open zweren, broodmagere vrouwen met uitgebluste ogen staren hem aan als hij dorpen bezoekt. Daarnaast leven de personeelsleden van de Grandes Compagnies in onvoorstelbare luxe. Overheidsambtenaren pikken maar al te graag een graantje mee en compromitteren zich zodanig dat ze later niets anders kunnen doen dan de praktijken van de Compagnies tolereren. De handelsmaatschappijen, die goedkope arbeiders nodig hebben, laten niets na om die te krijgen: boeren worden met geweld van hun land gehaald, en als ze het oerwoud in gevlucht zijn, worden ze vervolgd als beesten.
In een dorp ontdekt Gide toevallig een groep kinderen die als slaven worden gebruikt. De tolk die hem de kinderen laat zien, wordt onmiddellijk in de gevangenis gegooid. Gide laat het er niet bij zitten en probeert op alle manieren te weten te komen wat hier aan de hand is. Hij ondervindt daarbij de actieve tegenwerking van koloniale ambtenaren, die maar liever hun ogen sluiten voor dit soort excessen. De schaarse ambtenaren die wel proberen acties te ondernemen, worden door de handelsmaatschappijen in diskrediet gebracht, die hen bijvoorbeeld beschuldigen van het aannemen van smeergelden. Gide beschrijft een ander geval dat dorpsbewoners die geweigerd hadden hun dorp te verplaatsen, op gruwelijke wijze worden afgeslacht. Nadat hij een aantal van dergelijke voorvallen heeft vernomen, besluit Gide dat hij zijn mond niet kan houden over wat hij ziet, dat hij zijn bevindingen op alle mogelijke manieren publiek moet maken. Op 29 oktober 1925, minder dan drie maanden na aankomst schrijft hij: ‘Toen ik deze opdracht accepteerde, begreep ik eerst niet wat ik ondernam, welke rol ik kon spelen, hoe ik tot nut kon zijn. Ik begrijp het nu en ik begin te denken dat mijn komst niet tevergeefs zal zijn geweest.’ En de volgende dag: ‘Ik kan mezelf niet tevreden stellen met te zeggen, zoals veel mensen doen, dat de inheemse bevolking er nog veel ellendiger aan toe was voor de Franse bezetting (...) De onmetelijke droefheid van wat ik heb gezien neemt bezit van me: ik weet dingen waar ik me niet mee kan verenigen (...) Wat kwam ik zoeken in dit land? Ik had rust gevonden.’
André Gide
judith ten bosch
Gide was zijn tijd ver vooruit, en het is niet verbazend dat zijn aanklacht hem niet in dank werd afgenomen door sommige groepen. De publikatie van Voyage au Congo en Le Retour du Tchad in 1927 en 1928 leidde zelfs tot kamervragen in Frankrijk en uiteindelijk (mede) tot een herziening van het koloniale stelsel. Niet alleen om zijn historische waarde, maar ook om het beeld dat het geeft van Gide zelf, blijft dit schitterende verslag een uniek document. Het is daarom betreurenswaardig dat Travels in the Congo door Penguin zonder enige toelichting op de markt is gebracht, terwijl van het huidige Engelstalige publiek moeilijk verwacht kan worden dat het bijvoorbeeld op de hoogte is van de Franse koloniale organisatiestructuur. Een inleiding over het ontstaan van het boek, de reacties die het teweeg heeft gebracht, enige van de foto's die door Gides reisgezel zijn gemaakt, en een register waren zeker op zijn plaats geweest.