Vertaald
De vertolkers door Wole Soyinka, vertaling Marijke Emeis (In de Knipscheer, 377 p., f39,50). Dat de Nigeriaan Wole Soyinka een schrijver van wereldformaat is wisten we al, toch heeft het ruim twintig jaar geduurd voor The Interpreters werd vertaald. De vertolkers is een lijvige roman over zeven mannen, vrienden van elkaar die bijna allemaal een opleiding hebben genoten in Europa of Amerika. Het gaat om een docent aan de universiteit, een ambtenaar op Buitenlandse Zaken, een arts, een schilder, een advocaat, een journalist en een ingenieur, kortom de ‘toplaag’ uit de samenleving. De westerse invloed die ze ondergingen maakt ze tweeslachtig. Ze zijn vervreemd van hun Afrikaanse achtergrond terwijl ze eenheid zoeken. Een synthese tussen (wens)droom en realiteit lijkt niet te bereiken. Tot een duidelijke keus voor het een of het ander komen ze ook niet. Zoals altijd bij Soyinka is ook deze roman doorspekt met elementen uit de traditionele Nigeriaanse cultuur.
Een vrouw trekt door Tibet door Alexandra David-Neel, vertaling Hilde Bervoets (Sirius en Siderius, 204 p., f24,50). Wat doet een Française van middelbare leeftijd besluiten om in 1925 te voet de barre en gevaarlijke tocht te ondernemen van Yoennan (China) naar Lhasa (Tibet), dwars door een verlaten en onherbergzaam landschap? In haar inleiding zegt ze zelf dat het buiten het bestek van dit boek ligt. David-Neel raakte als oriëntaliste geïnteresseerd in de religieuze geschriften van de Tibetanen en begon met de aanleg van een bibliotheek die zij wilde samenstellen uit oorspronkelijke werken. Vermomd als pelgrim: haar haar gekleurd met Oostindische inkt, het gezicht besmeurd met cacaopoeder trekt ze samen met haar aangenomen zoon Yongden naar het Rome van de Tibetanen, de verboden stad Lhasa. In de vier maanden durende reis geven ze slechts honderd roepie uit. Bedelend bij boeren en herders, overnachtend in hun hutjes of in een tentje, zich voedend met de lokale thee (waarin boter en zout wordt gedaan) zwoegen ze door ‘het land van de eeuwige sneeuw’. Gevaar van wolven, het klimaat, valse honden, rovers en pönpo's (ambtenaren) met listigheid, stalen zenuwen en zo nodig een pistool trotserend. Ik meen dit reisverslag van vroeger - als jeugdboek - te kennen maar ook nu is het avontuurlijk en grappig. Wel mis ik een gedegen inleiding want over deze merkwaardige vrouw zijn de laatste tijd toch wat meer feiten aan het licht gekomen.
De barmhartige terrorist door Doris Lessing, vertaling Marion Op den Camp (Bert Bakker, 346 p., f36,90). Deze roman van Lessing speelt zich af in de Londense kraakwereld; de krakers behoren tot een communistisch splintergroepje en houden er een volstrekt negatief wereldbeeld op na. De eigenlijke hoofdpersoon Alice Melling is weliswaar zesendertig maar zij heeft het ontwikkelingspeil van een zestienjarige. Alice is heel naïef in haar ideeën over mensen, ze is zorgzaam maar kan ook goed ‘ritselen’. De rest van de groep vindt haar maar een burgertrut. Doris Lessing schetst de zuigende werking van het geweld die zich ook voltrekt aan de vredelievende Alice. Ze beschrijft heel goed hoe negativisme als levenshouding kan escaleren tot volkomen waanzin, met de bijbehorende groepsprocessen. Nog knapper vind ik, schreef Beatrijs Ritsema in de boekenbijlage van 30 november 1985, de schildering van het krakersmilieu met alle levensechte details.
Koning Jezus door Robert Graves, vertaling Karin van Dorsselaer, Henk Hoeks en Gerda Pancras (Het Spectrum, 396 p., f49,90). De Engelse auteur Robert Graves is vooral bekend door zijn historische en biografische romans, waaronder het verfilmde I Claudius en zijn navertellingen van de Griekse mythen. Hij was daarnaast ook dichter en essayist. Het is nogal ongebruikelijk om Jezus als hoofdpersoon van een roman te nemen (en dit boek wordt zeer nadrukkelijk een roman genoemd), vooral als je bedenkt dat het boek in 1946 voor het eerst verscheen. Omdat hij toen zijn tijd al ver vooruit was meende Het Spectrum dat het nu tijd was voor een heruitgave. Als verteller koos Graves Agabus uit de Dekapolis, die de geschiedenis van ‘de wonderdoener, de rechtmatige en wettige erfgenaam van het rijk van Herodus, koning der Joden’ in het jaar 93 opschrijft. Het is de ‘koning Jezus die nu als een God vereerd wordt door een sekte die bekend staat als christenen’. In zijn historische verantwoording zegt Graves dat het te ver zou voeren om een gedetailleerde verantwoording af te leggen om de onorthodoxe opvattingen in zijn boek te rechtvaardigen, noch ligt het in zijn bedoeling orthodoxe katholieken te beledigen.
MARIJKE HILHORST