Bedevaarten
Ook de cholera, die door het toenemend verkeer in de negentiende eeuw een wereldbetekenis gekregen heeft, krijgt de nodige aandacht. De wereldbron van de cholera is India, en meer precies de heilige Ganges en het hindoeïsme. Omdat ik zelf daar wel een vermoeden van had, ben ik eens gaan kijken in Benares (nu Varanassi geheten) een stadje dat in de opvattingen der Hindoes dezelfde of een nog grotere rol speelt dan Rome bij de katholieken. Het lichaam van een Hindoe die gestorven is moet door de oudste zoon in de heilige rivier de Ganges gewassen worden, aan de oever verbrand, en de as in het water gestrooid. Maar ook voor de levenden heeft dit heilige water een enorme betekenis, zodat er voortdurend bedevaarten van honderdduizenden mensen plaatsvinden om de zegeningen van het heilige water te ondergaan. Voor de westerse toeschouwer met cholerabelangstelling speelt zich een niet te geloven tafereel af. Duizenden Hindoes verdringen zich op de oever om hun religieuze plichten te vervullen. Een deel is bezig de lijken te wassen, een ander deel vervult zijn ochtendritueel. De Hindoe kan de dag niet beginnen als hij niet gebeden heeft, en mag niet bidden als hij niet van tevoren zijn lichaam van binnen en van buiten gereinigd heeft. Uitvoerig wordt dus het heilige water met faeces en urine doordrenkt, en nog geen halve meter daarnaast is een ander al bezig zich met datzelfde water uitvoerig te wassen, zijn tanden te poetsen met zijn vingers en zijn mond te spoelen. Een deel van de pelgrims gaat dus aan de cholera te gronde, de besmette overlevenden dragen de infectie terug naar huis. Dat water voor deze ziekte van essentiële betekenis is, werd in 1854 door John Snow onweerlegbaar aangetoond in Londen door een nauwkeurige statistiek van de cholerapatiënten. In een bepaalde straat werden alleen de mensen ziek die water uit pomp A dronken en niet de mensen die water uit pomp B betrokken. Ook mensen die vroeger in deze straat gewoond hadden en na
verhuizing toch nog hun water uit pomp A haalden, omdat dat zo veel beter was dan het water in hun nieuwe wijk, kregen cholera. Dit heldere inzicht werd niet algemeen aanvaard natuurlijk, maar toen in Nederland enkele tientallen jaren later praktisch overal betrouwbaar drinkwater te krijgen was kwam er geen cholera meer voor. De cholerabacil werd overigens toen pas ontdekt.
Het is jammer dat de titel van het boek suggereert dat het alleen maar over de pest gaat, terwijl de oorspronkelijke titel ‘Plagues’ vermeldt, plagen dus, die zonder uitzondering op de geschiedenis der volkeren een af en toe dramatische invloed hebben gehad. De schrijver wijst erop dat deze invloed tot aan zijn boek een door zijn vakgenoten verwaarloosde factor was. In zijn inleiding noemt hij één voorganger: Hans Zinsser, een uit Wenen afkomstige hoogleraar in de bacteriologie in Boston, die in 1935 het zeer grondig doordachte en geestige boek Rats, lice and history publiceerde. Hier wordt in vier hoofdstukken de wereldgeschiedenis van de vlektyfus en zijn maatschappelijke betekenis besproken, voorafgegaan door twaalf inleidende hoofdstukken bedoeld om de lezer en, naar ik vermoed, vooral de cultureel wat ondervoede Amerikaanse lezer, de noodzakelijke voorlichting over de problematiek te verschaffen.
Het boek van McNeill is vooral boeiende lectuur voor wie er zich af en toe over verbaast dat wij bestaan in een samenleving zonder deze moordende ziekteaspecten (behalve dan aids natuurlijk).
Tot slot nog een kleine opmerking over deze merkwaardige samenleving. De sterfte aan infectieziekten, en trouwens ook aan andere ziekten, is altijd en overal groter geweest onder mannen dan onder vrouwen. Nu worden er altijd meer jongens dan meisjes geboren, plusminus honderdvijf tegen honderd. Omdat de mannensterfte, ook bij kinderen, zo overweegt, werd een eeuw geleden de honderd: honderdverhouding al bereikt op ongeveer tienjarige leeftijd en nog weer tien jaar later was er een behoorlijk vrouwenoverschot.
Nu de kindersterfte zo drastisch verminderd is, wordt het honderd: honderdpunt langzamerhand bereikt op vijfentwintig jarige leeftijd of nog later. Dit heeft belangrijke maatschappelijke consequenties: door de vergrote huwelijkskansen verliezen de vanouds zogenaamd specifiek vrouwelijke beroepen als non, dienstbode, verpleegster, secretaresse geleidelijk hun terrein. Het zou aardig zijn als iemand daar eens een studie aan zou wijden. Tot die tijd is dit boek het enige dat een diepgaand en boeiend beeld geeft van de invloed van ziekte en sterfte op de samenleving.
■