Humeuren & temperamenten
Nichterigheid
Gerrit Komrij
P. Hermanides
Ik koester een grote weerzin tegen homoseksuelen die zich als vrouwen gedragen. Die afkeer is niet eens vermengd met een dosis mededogen of een scheut geamuseerdheid, het is een regelrecht gevoel van nu-moet-ik-overgeven. Ik geef toe, er zijn erger dingen, zoals vrouwen die zich als mannen gedragen, maar ook dit wangebruik van het lichaam mag er zijn. Het berust op een misverstand. Het is een verraad aan de eigen nestgeur, als ik het zo noemen mag.
Een homoseksuele man die heupwiegend of knipperend met zijn valse wimpers in de deuropening van een bar verschijnt om daar, in de hoop de aandacht te trekken, een imitatie van een vamp ten beste te geven, met gelig oogwit verzaligd naar denkbeeldige hemelen loenzend, dat is het moment waarop de winter van mijn norsheid inzet en ik, of ik wil of niet, in staat ben een onschuldige aanwezige naar de keel te vliegen. Wanneer ik een homoseksueel met opgestoken slap handje fladderend de straat zie oversteken besef ik dat ik de oerkreet wel degelijk in me heb. Mietjes met melige stembuiging, malle zuchtjes slakend met het air of ze de verschroeiende adem van de engel des verderfs uitstoten, de haat schiet met tumultueuze opwaartse druk uit mijn schoenen mijn aderstelsel in. Een zacht eitje dat fluwelig zijn nek zit te verrekken, als een slangemens uit poppelappen, ik word er een hogedrukketel van woede van. Ik houd van de nicht die als een man op me afkomt.
Het is onbegrijpelijk voor me dat iemand die van mannen houdt zijn eigen mannelijkheid zo luchthartig verkwanselt. Hij mag God op zijn blote knieën danken dat hij niet als vrouw ter wereld kwam en toch probeert hij zich als een groteske overdrijving ervan te gedragen. Wie van mannen houdt hoort zich, als hij meer is dan een geslachtsorgaan, ook aangetrokken te voelen tot de sfeer van mannen. Hij is vertrouwd met hun geur en hun zweet. Hij voelt zich thuis bij hun manier van spreken. Hij begrijpt hun omgangsvormen. Hij koestert een zwak voor hun tekortkomingen en machteloosheden.
Wat het grootste voorrecht is, hij bezit al die eigenschappen zelf. Hij zit er als het ware omheengebouwd. In plaats daarvan gaat hij giechelen, leuteren, kissebissen, vernietigend kijken en zich poederen in de hoop door die fopvertoning een ander mannetje te lokken.
De hele macho-cultus is daar maar een variant van. Je ziet door het leer vaak de jarretels. Verongelijkt geweeklaag kirt op tussen snor en baard. Emancipatoire koekblikwijsheid en lesbische geestdrijverij reutelt omhoog uit de behaarde borst. Bink huilt uit op de brede schouder van bink. Er zijn er met knotsen, kettingen, gespen en paardeharen boezeroenen maar de broek is nog niet uit of daar gaan, hup, met een gilletje de benen omhoog.
De wereld is bont als een narrenpak, ik weet het, en er zullen waarachtig wel vrouwen zijn die per ongeluk in een mannenlichaam verzeild raakten omdat tijdens de conceptie de god der hormonen een tukje deed, en je hebt ook wezens, ergens tussen man en vrouw in, die met hun breekbare, doorschijnende gestalte mijn visuele behoefte weten te bevredigen aan die alleszins betoverende combinatie van schoonheid en vliegende tering, maar een beetje kerel die zich vrijwillig een trapje lager in de schepping inschaalt, nee.