Hiërarchie van ellende
Wat deze argumenten altijd zo pijnlijk maakt, is de rangorde van lijden die impliciet wordt aangenomen. Als we het boek van Barbara Tuchman lezen en dit vergelijken met de verslagen over de rampen in onze eeuw, dan valt vooral haar gebrek aan morele verontwaardiging op, terwijl het verwarrende van onze eeuw juist gevormd wordt door de voortdurende poging om leed te kwantificeren en op grond van deze kwantificaties te zeggen dat sommige vormen van lijden niet zo erg zijn. Redeneringen in de trant van: het percentage doden was hier tachtig en daar tien. Of: de concentratiekampen van Hitler waren erger dan die van Stalin, al kwamen in de laatste meer mensen om. Overal worden hiërarchieën van ellende opgezet. Honger en analfabetisme, zegt men ter verdediging van het communisme vaak, zijn erger dan gebrek aan persoonlijke vrijheid. Het ene onrecht rechtvaardigt het andere. In de rangorde van het kampleed scoort Kan laag. Maar hoe laag hij ook scoort, niemand die zijn dagboek leest zal denken: kom, even uit de sleur, lekker drie jaar werken in de tropen.
Dan hebben we, belangrijk punt in een samenleving die zoveel welzijn in haar burgers lepelt, naast de hiërarchie van ellende de hiërarchie van het medeleven. Daar vinden we alle groeperingen die elkaar het recht op compassie betwisten. De mensen die zich vergeten slachtoffers van onderdrukking en vervolging weten, de Armeniërs voorop. (‘Wie herinnert zich het lot van de Armeniërs nog?’ schijnt Hitler tijdens de Wannsee-conferentie gezegd te hebben.) De slachtoffers die zich vergeten wanen, zoals de Duitsers die ook Truman en Eisenhower tot oorlogsmisdadigers willen bestempelen vanwege de massabombardementen. En op kleinere schaal de Surinamers die Nederland met Zuid-Afrika vergelijken en hun lot met dat van de zwarten daar. Of de krakers die menen dat zij slachtoffer van fascistisch geweld zijn. Allen eisen met afnemende geloofwaardigheid, een plaats in de rangorde van medeleven.
Het aantal wachtenden of potentiële applicanten, is groot. De burgergedetineerden in Indië, de krijgsgevangenen, de blanken die buiten de kampen in leven moesten zien te blijven de van Duitse sympathieën verdachte Europeanen die in Suriname geïnterneerd werden, de slachtoffers van de rampokpartijen tijdens en vlak na de Japanse bezetting van Nederlands Oost-Indië, de Indo's die in Indonesië zijn achtergebleven en de Indonesiërs zelf die eerst onder de Japanners en later onder de vrijheidsstrijders-extremisten geleden hebben.
Waarom is het zo belangwekkend om als slachtoffer van onrecht erkend te worden? Daar is in de eerste plaats natuurlijk een heel prozaïsche reden voor: geld. Is men uitkeringsgerechtigd of niet. Leed kan niet uitgewist worden, maar geld vormt een tastbare erkenning dat iemand lijdt of geleden heeft. Het is een vorm van serieus nemen die ook emotionele genoegdoening schenkt, de ereschuld die wordt ingelost.
Heeft het dagboek van Wim Kan nog een andere functie dan de zoveelste vraag om aandacht voor een lang vergeten groep? Een aspect waar Kan ons op wijst is de overlevingswaarde van literatuur en theater. Wie ooit in een kamp komt doet er goed aan boeken mee te nemen en in de buurt van cabaretiers, goochelaars en ander verstrooiend volk te blijven. Verder blijkt het een handicap als er iets is buiten het kamp dat men node mist, zoals een geliefde, maar dat mag geen nieuw inzicht heten.
Het Burma dagboek stelt, vergeleken met kampverslagen als die van Taecke Botke, Yvo Pannekoek of Soetan Sjahrir, enigszins teleur. Het is voornamelijk een herhaling van ongenoegen. Daar was alle reden voor, maar het zou de leesbaarheid van het boek ten goede zijn gekomen als er in de oorspronkelijke tekst gesneden was. Dan zouden bijvoorbeeld de gedichtjes beter tot hun recht zijn gekomen. Nu moet men zich door een brij van jammerklachten heen worstelen voor een aardig liedje. Korter, eventueel voorzien van commentaar, interviews met mensen die hem in de kampen hebben meegemaakt, kortom in geheel andere vorm was het misschien een bijzonder boek geworden. Nu weten we vooral dat niet alles wat een cabaretier te vertellen heeft de moeite van het aanhoren waard is.
■