Wat nam Eugène mee uit de States?
Aids, het nieuwe noodlot
The Plague Years. A Chronicle of AIDS, the Epidemic of Our Times door David Black Uitgever: Picador, 177 p. Importeur: Van Ditmar, f21,95
Ad van Iterson
Een paar weken geleden organiseerde de initiatiefgroep Amsterdam Jacks een safe-sex-party waarvan de opbrengst naar de aids-bestrijding gaat. De avond werd begonnen met de vertoning van een videofilm van het Institute for Advanced Study of Human Sexuality, getiteld: All Hands on Dick.
All hands on dick. Normaal gesproken een nogal melige woordspeling, maar in de context van die gruwelijke ziekte krijgt de grap een wrange dimensie.
De spot drijven met het eigen noodlot is niets nieuws, schrijft David Black in The Plague Years, een uitgebreide versie van twee Rolling Stone-artikelen, waarvoor hij de Science-In-Society Award kreeg. Ten tijde van de grote pest van 1665 liep een man door de straten van Londen, die - spiernaakt, met uitzondering van een pan brandende houtskool op zijn hoofd - Gods toorn afsmeekte. De taferelen waarvan Black getuige was op het vorig jaar gehouden Sixth Lesbian/Gay Health Conference, konden hem dan ook niet echt met verbazing slaan. Het grote onderwerp van de conferentie was aids, de ziekte die elk half jaar het aantal van haar slachtoffers verdubbelde en die de meeste van die slachtoffers onder homo's zocht. Op de avond voor de openingsdag was er een cocktailparty waar iemand binnenkwam verkleed als non en waar een ander verklaarde te willen sterven met zijn laarzen aan en zijn lul eruit. Tijdens de conferentie zelf werd een kroegengids verkocht met aanbevolen adressen om aids te krijgen.
De grappen die onder hetero's over aids werden bedacht, komen voort uit eenvoudiger emoties: onverschilligheid, haat, leedvermaak. Hoe spelt Anita Bryant het woord opluchting? A-i-d-s. Weet je wat gay betekent? Dat is een afkorting van ‘Got aids yet?’
Het zijn zeker niet alleen roodnekken die elkaar op die manier vermaken. Ook ‘progressieven’ kunnen leuk uit de hoek komen als het over homo's gaat. Black hoorde voor het eerst van aids toen hij bij een vriend op bezoek was. Deze vriend, een toegewijde, onbuigzame radicaal, had een artikel gelezen over een nieuwe ziekte, die toen nog grid werd genoemd: Gay-Related Immunodeficiency. In dat artikel stond ook dat slachtoffers van die nieuwe ziekte met gemiddeld 1160 verschillende partners seksueel contact hadden gehad. ‘If they're fucking that much,’ vroeg die vriend zich af, ‘when do they have time to get sick?’
Helemaal geen leuk onderwerp, schrijft Black, maar hij geeft toe dat hij toch wel om de grap moest lachen. Naar mijn smaak geeft Black veel te veel toe. Bladzijdenlang weidt hij uit over zijn eigen ambivalenties jegens homo's. Die openhartigheid siert hem, maar het levert wel saaie literatuur op. Ik sta er tenminste niet van te kijken als Black schrijft dat hij in de jaren vijftig is opgegroeid met het imperatief dat mannen nooit mogen huilen, dat hij in de decennia daarna heeft geleerd dat mannen best wel hun tranen mogen laten lopen, maar dat hij af en toe nog restanten van de vroegere afkeer van ‘verwijfd’ gedrag bij zichzelf bespeurt. Maar als Black de reacties van anderen beschrijft, wordt het wél interessant. Dat is zijn sterke punt: dat hij zich niet heeft willen beperken tot de strikt medische aspecten van aids, maar dat hij ook aandacht schenkt aan hoe zo'n nieuwe, zich snel verspreidende ziekte door verschillende groepen in de samenleving wordt ontvangen - hoe erover wordt geschreven, gedacht, gevochten, gehuild en, zie boven, gelachen. Terecht merkt Black op dat je kijk op een epidemie wordt gekleurd door je visie op de wereld.
wilhelm von gloeden
Een mooi voorbeeld hiervan is het hoofdstuk ‘Two visions’, waarin staat beschreven hoe in geneeskundige kringen op aids werd gereageerd. Na een korte periode van ontkennen en bagatelliseren (een nieuwe dodelijke besmettelijke ziekte? Onmogelijk, die tijd ligt achter ons) brandt de prestigestrijd los tussen de aanhangers van de één-factortheorie (aids wordt veroorzaakt door een virus en als we dat eenmaal hebben gevonden, zijn we zó van alle problemen af) en de aanhangers van de multi-factortheorie (aids wordt veroorzaakt door een samenspel van factoren, die vaak te maken hebben met leefstijl en leefomstandigheden). Het was niet zozeer een medische strijd, schrijft Black, als wel een ontologische: een aanvaring tussen twee wereldbeelden.
De overwinning wordt overigens het luidst opgeëist door de eersten sinds Robert C. Gallo zichzelf heeft uitgeroepen tot de ontdekker van het virus dat aids veroorzaakt. Maar afgelopen herfst schreef het toonaangevende blad Lancet dat HTLV-3/LAV, zoals het aidsvirus officieel heet, mogelijk slechts een opportunistisch virus is, dat toeslaat als iemands immuniteitssysteem niet meer goed werkt, en dat HTLV-3/LAV dus niet als veroorzaker van de deficiëntie mag worden beschouwd.
David Black heeft eigen gevoelens met betrekking tot zijn onderwerp, maar hij houdt er ook eigen ideeën op na. Waarom voelen zo veel homo's zich aangetrokken tot sadomasochistische spelletjes? Dat is niet zomaar een pathologisch verschijnsel waar anderen hun schouders over kunnen ophalen, zegt Black. ‘Our civilization, both its sexual and non-sexual customs, often can be reduced to the exercise of power.’ En voor wie hierna nog twijfelt, voegt hij eraan toe: ‘Check this out with any minority: women, black, Latins, gays. Check this in most offices. Check this out in the White House, Congress and the Pentagon;. Check this out in most families - and love affairs.’
En waarom richt de homo zijn schreden keer op keer naar de sauna, zoals de hetero steeds weer opnieuw het bordeel bezoekt? ‘Maybe the unappeased gods doom us to being equally unappeased - unsatisfied.’
Nieuwe journalistiek: het begint met de opmerking dat de schrijver trek had in een omelet ros toen hij meneer X. voor het eerst interviewde, het eindigt met bespiegelingen over de oorzaak en het wezen van het menselijk verlangen.
■