Verstrikt in oeverloze woorden
Debuutroman van K. Ruys
Een afgedragen huid door K. Ruys Uitgever: G.A. van Oorschot, 162 p., f24,90
Martje Breedt Bruyn
K. Ruys
miranda birney
Bij een film doet zich soms het wonderlijke verschijnsel voor dat je pas dagen later er de waarde van inziet. Bij het verlaten van de bioscoop wist je niet goed wat je er van vond, maar soms als de beelden blijven terugkomen en een onverwacht verband blijken te bezitten, als situaties, dialoogflarden of gelaatsuitdrukkingen je blijven achtervolgen, kom je dan achteraf tot de conclusie dat het toch een belangwekkende film was.
Bij boeken heb ik een dergelijke uitgestelde reactie zelden, maar bij het lezen van het debuut van K. Ruys, Een afgedragen huid, hoopte ik dat de waarde ervan zich ook wat verlaat aan me zou voordoen. Het is een sympathiek boek, geschreven in prettig en direct Nederlands; het gaat over een man die op een verrassende plaats - een bordeel in de rimboe van Sumatra - probeert orde op zaken te stellen over een verloren liefde, maar er is iets niet helemaal mee in orde. En na een paar dagen nog steeds niet.
Laura, met wie de hoofdpersoon Tom acht jaar samenwoont, is in Indonesië geboren en voor een deel ook Indisch. Ze koestert foto's uit die tijd, verhalen, en plaatsnamen op Java. Haar verlangen het land van haar vroege jeugd terug te zien wordt zo groot, dat ze er samen heen gaan.
Aan het begin van de roman bevindt Tom zich alleen op een schip, op weg naar Sumatra. Laura is achtergebleven op Java bij een Indonesische jongeman, het kleinkind van haar baboe. Haar gevoelens zijn onduidelijk: houdt ze van haar roots, van de jongen, van haar herinneringen, of gewoon niet meer van Tom?
Als Tom verneemt dat er in de buurt van een aanlegplaats een wonderlijk bordeel op palen bestaat, wil hij er onmiddellijk heen. ‘Misschien is dit de grootste charme van de tropen,’ denkt hij, ‘dat je de beschaving met een simpele verplaatsing nog ontlopen kunt.’ Hij stelt zich voor een plaats te vinden, al is het in een bordeel, waar de tijd geen geschiedenis wordt.
In het bordeel voorziet hij zich van het gezelschap van Lindawati, jong, aantrekkelijk en vakkundig, met wie hij hoopt het verleden te kunnen vergeten. Dat gaat hem niet zo goed af. Het is niet zijn opzet, maar hij krijgt een steeds intensere band met het meisje, en tegelijkertijd komen zijn herinneringen aan de afgelopen weken met Laura krachtig opzetten. De vraag waarom het misging, en hoelang het misschien al niet goed was, en vooral de kwestie of er eigenlijk wel ooit sprake was van liefde, worden een obsessie voor hem. Tom heeft bovendien nog een of andere tropische ziekte onder de leden, hij lijdt gruwelijk aan de schijterij, en als Lindawati hem met haar bekwame handjes voortdurend wast, met hem vrijt en hem daarna vrolijke likjes aan z'n oor geeft, neemt zij in zijn koortsige brein geleidelijk de gedaante van Laura aan.
Deze overgang maakt Ruys eerst tamelijk aannemelijk, vooral omdat de visie van Laura op Tom de lezer bekend is. Tom heeft bij zijn woedende vertrek het dagboek van Laura meegepikt. Uit haar waarnemingen wordt duidelijker waarom hun verhouding ten dode was opgeschreven dan uit de koortsige pogingen van Tom om het verleden te begrijpen. Laura somt haar ergernissen op: ‘Zijn ratio. Zijn systemen. Zijn eeuwige illusies. Zijn woorden. Zijn oeverloze woorden, die alles overspoelden wat ik maar voelde of verzonnen had.’ Vervolgens rept ze nog van ‘zijn angst voor gevoel en voor natuur, het hogere - voor Indonesië en mij’.
En hier verwoordt Laura treffend wat het manco is van dit boek. Niet het verhaal, niet de taal, en niet eens zozeer de ingewikkelde compositie, want flarden van Laura's dagboek, en brieven die Tom haar schreef vanuit het Sumatraamse bordeel onder de titel ‘Voor Laura. Een reconstructie’ maken wel duidelijk wat er aan de hand is. Maar gaandeweg raakt Ruys, als hij de verandering van de ene vrouw in de andere aannemelijk probeert te maken, zelf verstrikt in wat Laura ‘oeverloze woorden die alles overspoelen’ noemt. En hij raakt als auteur medeplichtig aan wat Laura laatdunkend zijn angst voor het hogere, voor het Indonesische noemt. Want als de reden waarom de verhouding tussen Tom en Laura geen stand hield wordt uiteengezet, speelt opeens een ‘onaantastbare’ kris, die de bezitter (het kleinkind van de baboe) tot ‘een meerdere’ maakt, een veel te grote rol, terwijl er ook nog een geheimzinnige doekoen wordt opgevoerd. Dat is vreemd. Aan de ene kant stelt Ruys, in de woorden van Tom en Laura, dat hun verhouding om de gebruikelijke, althans laag-bij-de-grondse redenen mislukte, terwijl hij aan de andere kant suggereert dat het echec te wijten was aan de ‘hogere waarde’ die Laura aan het Indonesische hechtte en die door Tom werd ontkend. Wat er in de roman juist zo veel wordt geredeneerd. Vooral de tweede helft van Een afgedragen huid zou gebaat zijn bij flink wat schrappingen in die eindeloze zeurderige overwegingen van de hoofdpersoon. Ik weet wel dat hij malende raakte door die ziekte, maar desondanks is er voor de lezer een behoorlijk verschil tussen het inleefbaar maken van gekte en het gedetailleerd weergeven van al dat kronkelige gemaal.
Maar misschien heeft dit alles te maken met de manier waarop de auteur het beroep van zijn personage ziet. Tom is fotograaf. In het bordeel laat hij na een tijdje Lindawati - nadat hij haar haar heeft gevlochten op de wijze waarop Laura het altijd droeg - foto's zien. Het valt haar op dat de mensen op de foto er zonder gezicht op staan. Dat vindt ze vreemd, want alle Indonesiërs die ze kent willen juist en face en lachend op een foto. ‘Waarom maak jij niet zulke foto's,’ vraagt ze. Zijn antwoord is veelzeggend. ‘Ik wil niet dat je ziet wie het zijn. Ze zijn ergens, maar ze zijn er ook niet. Dat is genoeg.’
Een tweede keer naar de film Een afgedragen huid gaan lijkt me er weinig aan toe te voegen. Maar ik ben wel nieuwsgierig naar een tweede boek van Ruys. Vooral als dat wat minder zou lijken op een afrekening met de eigen biografie.
■