Aan Kitty en de hele wereld
De integrale uitgave van de Dagboeken van Anne Frank
De dagboeken van Anne Frank Ingeleid door Harry Paape, Gerrold van der Stroom en David Barnouw Uitgever: Staatsuitgeverij/Bert Bakker, 714 p., f65,-
Richter Roegholt
De dagboeken van Anne Frank zijn echt. De boekuitgave ervan onder de titel Het Achterhuis is echter het resultaat van een gecompliceerde redactionele bewerking. Deze heeft er niet toe geleid dat de geest of strekking van het origineel werd aangetast, maar toch is ze wel zo ingrijpend geweest, dat de verklaring in het ‘Slotwoord’, dat er indertijd slechts enkele minder belangrijke gedeelten zijn weggelaten, ‘als meer dan een sterk understatement moet worden gekarakteriseerd’.
Dit zijn de voornaamste conclusies van het boek De Dagboeken van Anne Frank. Het grote belang van dit boek schuilt erin, dat deze conclusie nu voor iedereen te controleren zijn. In dit boek is echt alles openbaar gemaakt en op voorbeeldige wijze gepresenteerd. Dat is een kwestie van conceptie en organisatie, waarvoor de verdienste in de eerste plaats toekomt aan het samenstellende team. De Staatsuitgeverij heeft de intenties van het Rijkinstituut vervolgens op voorbeeldige wijze gerealiseerd.
Door de uitgave van dit boek is het belang van het bestaan van een zelfstandig Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie opnieuw bevestigd. Het boek bevat niet alleen de teksten op gemakkelijk vergelijkbare wijze gerangschikt, het geeft ook een prettig leesbare historische inleiding over de familie Frank, over de arrestatie en de verdere lotgevallen van de onderduikers en over de naoorlogse nasleep hiervan. Ook is er een nauwkeurig overzicht van de eerste boekuitgave, de vertalingen, de strijd over het toneelstuk en de aanvallen op de echtheid van het dagboek. De samenvatting van het onderzoek van het Gerechtelijk Laboratorium is interessant, maar wie in Nederland had nu ooit aan de echtheid van Annes dagboeken getwijfeld?
Er waren zo veel getuigen van het ontstaan ervan, dat er voor twijfel aan de echtheid in Nederland geen ruimte was. Wie zou kunnen denken dat Otto Frank of Loe de Jong de tekst van Het Achterhuis is gaan zitten bedenken? Zulke twijfels en insinuaties kwamen echter met zekere regelmaat uit het buitenland, gelanceerd door neo-nazi's die zó antisemitisch zijn, dat zij de hele jodenvervolging loochenen als een door de joden verzonnen Greuelmärchen.
Deze mensen vormen echter geen wetenschappelijk probleem; hun probleem is van politieke, morele of psychiatrische aard.
Voor wetenschappelijk onderzoek leek Anne Frank jarenlang geen interessant onderwerp, aldus de samenstellers van dit boek. Dit veranderde echter toen zij kennis hadden genomen van de originele handschriften, die hun in november 1980 krachtens een testamentaire bepaling van de overleden Otto Frank ter beschikking werden gesteld.
Het bleek de staf van het Rijksinstituut dat integrale publikatie noodzakelijk was, zowel uit wetenschappelijk oogpunt alsook uit maatschappelijke overwegingen, om de authenticiteit van de gedrukte teksten in het Nederlands en in diverse vertalingen controleerbaar vast te stellen.
Mijn eigen wetenschappelijke nieuwsgierigheid was reeds in 1979 gewekt, toen ik voor een encyclopedie iets over Anne Frank moest schrijven, schijnbaar een routinezaak. Ik trof zo veel tegenstrijdigheden aan in de gedrukte bronnen - kranteartikelen en dergelijke - en in telefonische mededelingen van enkele betrokkenen, dat ik mij met een concept-tekst rechtstreeks tot Otto Frank wendde.
Zijn antwoord bevatte voor mij de verbluffende onthulling dat Anne haar dagboek zelf had herschreven met het oog op een mogelijke latere publikatie. Tot de redactionele wijzigingen die zij hierbij zelf had aangebracht, behoorde onder meer, zo schreef Otto Frank, dat zij haar dagboeken niet meer aan een aantal verschillende vriendinnen richtte, maar alleen nog aan Kitty.
Deze onthulling was voor mij de weg naar een probleem van wetenschappelijke, tekstkritische aard, maar ik zag ook een literair en een psychologisch studieveld.
Door haar redactionele ingreep, alleen nog aan ‘Kitty’ te schrijven, had Anne, zo besefte ik, bewust afstand genomen van haar allereerste dagboek impulsen en haar geschrift een grotere eenheid gegeven; zij had, kortom, een literair vormprincipe ingevoerd.
Er is in de uitzending van Sonja Barend op 14 mei (die ik zelf niet heb kunnen zien) gezegd dat Anne in tegenstelling tot een gangbare mening geen vroegrijp kind was, maar eerder een kinderachtige bakvis. Dat is best mogelijk, het kan ook, als men wil, uit haar dagboek worden afgeleid. Dat zij echter na anderhalf jaar onderduik in staat was haar eigen aantekeningen zozeer te objectiveren dat zij ze in een strakkere vorm kon herschrijven, wijst erop dat zij gelijk had in haar herhaalde verzekering dat zij in die periode snel was gerijpt.
Of deze snelle rijping nu aan de onderduikingomstandigheden ligt, zoals Anne zelf en ook Annie Romein-Verschoor het hebben verklaard, is uiteraard onbewijsbaar. Menig meisje maakt na haar dertiende verjaardag een dergelijk proces door Maar niet altijd beschik je over het vergelijkingsmateriaal van twee dagboekversies over deze periode. Het moest belangwekkend zijn uit dat oogpunt de beide versies te vergelijken. Maar ja, ik beschikte in 1980 over helemaal geen versie van Anne, ik had alleen Het Achterhuis.