Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Carel PeetersMijn ongenoegen over de dominante rol die de metafysica van de Bijbel in Frans Kellendonks roman Mystiek lichaam speelt (Boekenbijlage van 17 mei) heeft alles te maken met de blikvernauwing die dat boek al eeuwen en eeuwen veroorzaakt. Wie te lang met zijn neus in de Bijbel zit verschrompelt intellectueel, is niet meer in staat de grote verscheidenheid aan menselijk doen en laten onbevangen tot zich toe te laten en gaat alles afmeten aan wat dat boek, dat niet meer is dan een boek onder de boeken, verkondigt. Wie dat boek als de belangrijkste bron van zijn morele en maatschappelijke inzichten neemt en dat verdedigt met een beroep op de traditie (‘zijn wij allen geen produkt van een door het christendom doordesemde traditie’?) negeert een waaier van andere tradities, van de klassieke tot de heidense, met alle gevolgen vandien. Wie, zoals Kellendonk, de Bijbel een fascinerend boek vindt begint automatisch rigide te denken. In Mystiek lichaam wordt het Verbond dat God met de mensen zou hebben gesloten verheerlijkt. Dat Verbond houdt in dat man en vrouw samen een mystiek lichaam vormen dat de geschiedenis voort kan zetten door het maken van kinderen. Een ieder die dat niet doet, behoort volgens de groteske logica van Mystiek lichaam niet tot de geschiedenis. Bestaat er een vreselijker conclusie? Kellendonk maakt van al degenen die niet tot het Verbond behoren tragici: het is tragisch voor vrijgezellen, homoseksuelen, lesbiennes, vrouwen die om technische redenen geen kinderen kunnen krijgen, mannen en vrouwen die om persoonlijke redenen geen kinderen willen: zij zullen een onvolledig en tragisch bestaan moeten lijden. Kellendonk, dat moet gezegd, sluit zichzelf hiervan niet uit. Wat voor hemzelf een in literatuur omgezette persoonlijke obsessie is, hoeft het voor anderen natuurlijk helemaal niet te zijn als zij er een kijk op de wereld op nahouden waarin het niet hebben van kinderen helemaal niet tragisch is. Er zijn vele vormen van leven waarin het krijgen van kinderen niet de ultieme bestemming is, en toch zijn ze geen haar minder, ook al verkondigt de Bijbel anders. De Bijbel veroorzaakt bij iedereen die er zijn belangrijkste bron van maakt een onheilspellende achterlijkheid. Elk boek dat die rol vervult doet dat, omdat er nog veel meer boeken, en dus veel meer leven is dan dat ene boek kan omvatten. Boeken zijn suggesties omtrent de aard van het leven en geen enkel boek kan aanspraak maken op wereldhistorisch kampioenschap Wijsheid, De Torah niet, de Bijbel niet, de Griekse mythologie niet. Het effect van het vele en monistische lezen in deze boeken is de staat van illustionistische verlichting die ze veroorzaken, alsof ze het verlossende inzicht schenken. Dat doen ze kennelijk, maar het is een val: wie ze als een gebedsmolen leest levert zich in feite met huid en haar over aan een gedetermineerde wereld, men raakt verstrikt in een bedrieglijke samenhang. Kellendonk leest de Bijbel blijkens Mystiek lichaam alsof alleen in dat boek te vinden is wat hij zoekt. Kellendonk bevolkt zijn romans en verhalen met tegenspraken omdat de kern van zijn gedachtenwereld dualistisch is. Liefde en haat beheersen zijn personages extreem; hemel en aarde fascineren hem in gelijke mate; lichaam en geest voeren een gevecht om de hegemonie; een hang naar eenzaamheid en het verlangen om tot een ‘gemeenschap van heiligen’ (mensen die ongedwongen met elkaar kunnen verkeren, zoals het in Letter & Geest heet) te behoren zijn even sterk. In Mystiek lichaam komen veel tegenspraken voor, maar ze worden niet allemaal in evenwicht gehouden. In evenwicht is Magda, de dochter. Zij is onaantrekkelijk, wispelturig, zeurderig en kan een geweldige keel opzetten. Desondanks verheerlijkt en personifiëert Kellendonk in haar De vrouw (‘de ware traditie, de stevigheid, de ruggegraat van het mensengeslacht’), wier vermogen om kinderen te baren, en daarmee de Geschiedenis continuïteit te geven, als het het hoogste van het hoogste wordt opgevoerd. | |
ZielsverwantschapWie alle tegenspraken in Mystiek lichaam hun werk laat doen, en terecht geïmponeerd is door Kellendonks literaire vermogens, zal met de figuur van Bruno Pechman, de jood, blijven zitten, want over hem wordt niets ten gunste opgevoerd. Dat hij vanwege zijn joodse origine uit het ziekenhuis wordt gepest, waar hij als arts werkt, roept gevoelens van solidariteit voor hem op, en dat Magda het voor hem opneemt en daarmee haar eigen baan als arts op het spel zet, eveneens. Maar het is de vraag of ze van hem houdt. Zij wil een kind en ze zorgt dat ze dat van hem krijgt - zonder hem daarin in te kennen, om het zomaar uit te drukken. Ze leent hem vijfendertigduizend gulden omdat hij financieel aan de grond zit door zijn ontslag, maar hij verdwijnt met de noorderzon. Deze feiten zijn voor haar vader en haar broer Leendert genoeg om hem te haten en hem voortdurend als de ‘Jood’ aan te duiden en hem de bijnaam Sallie Appelsien te geven. Al dit negatieve ten aanzien van Pechman en het ‘jodendom’ wordt enigzins in evenwicht gebracht op het moment dat Magda's vader zich, na een gesprek met Pechman, helemaal accoord verklaart met diens persoon. Kellendonk laat een soort zielsverwantschap ontstaan: Gijselhart wordt op zijn beurt ‘de Witte Jood’ genoemd en ze zijn het over van alles roerend eens, bijvoorbeeld over de plaats waar hun vaderlandsliefde zich bevindt: ‘hier’, de plaats waar hun portefeuille pleegt te zitten. Maar deze zielsverwantschap duurt maar kort. Zodra Pechman de ‘familie’ gaat domineren en uiteindelijk met Magda en het kind naar Zwitserland afreist (om daar volgens haar vader te gaan leven op het geld dat Magda zal verdienen) raakt de haatlawine weer snel los. Pechman is in de logica van Mystiek lichaam zo'n ongunstig personage omdat hij zich gedraagt als een vertegenwoordiger van ‘het uitverkoren volk’. ‘Mystiek lichaam spreekt zich op een groteske manier vóór en tegen van alles uit, onder meer tegen dit denkbeeld van het uitverkoren volk. Wie dit zegt maakt de schrijver niet verantwoordelijk voor wat zijn personages zeggen of uitkramen, hij maakt hem verantwoordelijk voor de moraal die uiteindelijk uit de roman naar voren komt. Dat het boek zich onder meer keert tegen het denkbeeld van een ‘uitverkoren volk’ werd door Kellendonk zelf in het VPRO-programma Boeken op 21 mei bevestigd. Daarin zei hij dat hij, in weerwil van de beschuldiging van ‘antisemitisme’ door Aad Nuis in De Volkskrant van 16 mei, juist buitengewoon onder de indruk is van het Joodse gedachtengoed (‘daar ben ik dagelijks mee bezig, dat interesseert me enorm, daar ben ik diep door geraakt’), en toch ‘maakt het boek bezwaar tegen het denkbeeld van het uitverkoren volk en het Koninkrijk Gods - weer een tegenspraak’. Het onaangename is dat van deze ‘geraaktheid’ niets te merken is in de roman, in zoverre het de jood Pechman en het ‘jodendom’ in het algemeen betreft, ook al is het een door en door Bijbels boek met vele impliciete en expliciete verwijzingen. De Bijbel is een tondeldoos waar je uit kunt slaan wat je wil; wat Kellendonk ook met de Joodschristelijke erfgoed uit de Bijbel heeft, het groteske cliché-beeld van de jood in Mystiek lichaam in de persoon van Pechman én de herhaalde verzekering dat ‘flikkerij en jodendom’ niet tot de geschiedenis behoren, kunnen licht voor misverstanden zorgen, om het maar eufemistisch uit te drukken. | |
KunstemotiesDat Kellendonk het ‘denkbeeld van het uitverkoren volk’ überhaupt aansnijdt is al een intellectueel probleem: het is alsof iemand in 1986 nog een fel pamflet schrijft tegen de Franse Revolutie. Dit denkbeeld ‘leeft’ nergens, behalve misschien bij een sektarische minderheid van orthodoxe joden, wat het dus niet tot een intellectueel probleem maakt. Dat Kellendonk het opbrengt schépt een probleem - op deze manier zouden we binnenkort ook een roman kunnen verwachten tegen het feit dat mensen tegenwoordig niet meer van zes uur 's morgens tot 's avonds tien werken. De aanval op het ‘jodendom’, gecombineerd met de Bijbelse verheerlijking van de vrouw en met de zelfkastijding van de homoseksueel Leendert, maakt de moraal van Mystiek lichaam conservatief, op het querulante af.
Kellendonk mag in zijn tegen het realisme in de literatuur gerichte Brandende Kwestie onder de titel Idolen beweren dat ‘kunstemoties ontologisch anders zijn dan dagelijkse emoties’, ik denk dat iemand emotioneel droog staat als hij bij de combinatie van deze motieven geen nare smaak in zijn mond krijgt. Bovendien zei hij in dezelfde lezing: ‘voor er kan worden gepraat over de morele werking van kunst moet de psychologie eerst maar eens uitzoeken wat precies de status van kunstemoties is.’ Betrap ik Kellendonk hier op een tegenspraak, als hij eerst beweert dat kunstemoties ontologisch anders zijn dan dagelijkse emoties en daarna de psychologie te hulp roept, die eerst maar eens uit moet zoeken of dat wel zo is? Ook de aanval op de niet-produktieve seksualiteit is in Mystiek lichaam van een felheid andere onderwerpen waardig. In dit geval zou het echter van ruwheid ten aanzien van de nuances getuigen als men niet probeerde inzicht te krijgen in Kellendonks behandeling van dit motief. Het is daarvoor nodig dat men weet dat Kellendonk zelf homoseksueel is, maar, zoals hij zegt, ‘geen propagandist van de homoseksualiteit’. In de roman wordt deze afkeer van propaganda voor de homoseksualiteit tot een hoofdstuk waarin Leendert in een vlaag van lucide zelfdestructie alle eigenschappen van homoseksuelen belachelijk maakt. Ook al maakt Leendert zich hiermee voor homoseksuelen niet tot een sympathiek romanpersonage, een dergelijke zelfdestructie behoort wel tot wat voorstelbaar is. Maar het is belangrijk dat Leendert, c.q. Kellendonk, het zelf doet. Het zou iets totaal anders zijn als een heteroseksuele schrijver eenzelfde portret van ‘de’ homoseksueel zou geven. Ik mag hopen dat Kellendonk dan de eerste zou zijn om dan de verdediging van ‘de’ homoseksueel op zich te nemen. Kellendonk kan zeggen dat van een roman niets moet en dat een roman niets verbiedt, een Bijbels geïnspireerde, traditioneel ingestelde heteroseksuele schrijver die in een roman de homoseksualiteit vernedert, zou hem niet onberoerd kunnen laten, kunstemoties of geen kunstemoties. Dit wil niet zeggen dat men op dit motief zou moeten reageren met de courante common-sense-reactie: dat iedereen zelf maar uit moet maken hoe hij of zij zijn erotisch leven inricht en dat het geen pas geeft op een van die vormen af te geven. Het is niet aan een schrijver om zich te bekreunen om wat ‘gewoon’ wordt gevonden; hij heeft te maken met zijn preoccupaties, obsessies en verbeelding. Bovendien is voor wie goed kijkt uiteindelijk niets ‘gewoon’ of ‘gezond’. | |
UtopieënIn Mystiek lichaam mag het om een geval van wrange verbeelding gaan, de uitspraken van Kellendonk in het interview met H.M. van den Brink in NRC Handelsblad van 9 mei behoren niet tot de kunst, maar tot het dagelijks leven. Ze bevestigen nochtans wel de vreemdsoortige conservatieve strekking van de roman. In
Vervolg op pagina 14 |
|