Botte burgerman
Ten Braven
Onlangs gaf H.W. Sandberg, oud-hoofdredacteur van Het Parool, een nummer onvervalste cultuurhaat ten beste in de vorm van een column in zijn vroegere krant.
Toen hij daar destijds de scepter zwaaide, placht hij al als stelregel te verkondigen dat iedere snipper papier die hij op kunst kon besparen aan Sport besteed moest worden. Want alleen paginagrote reportages over de moeder van de zieke trainer van Ajax achtte hij van belang voor het imago van zijn dagblad en die moeilijke verhalen over cultuur, vol rare woorden, hield hij als overjarige voetbalfan het liefst uit de krant.
En nog is Sandberg niet wijzer. Deze maand keerde hij zich namelijk tegen Adriaan Roland Holst die hij postuum hoonde om het feit dat men hem wel ‘prins der dichters’ heeft genoemd. In geen enkel buitenland zou zoiets denkbaar zijn. Wie kan zich een serieuze Britse journalist voorstellen die Eliot zou verwijten dat hij zich in Waste Land te moeilijk uitdrukt, of een oudhoofdredacteur in Rome die Dante zou betuttelen omdat de Divina Comedia niet lekker wegleest!
Ter gelegenheid van de Dodenherdenking brengt Sandberg weer eens de tekst op het Nationaal Monument ter sprake. Hij huldigt daarbij het originele standpunt dat Roland Holsts dichtregels moeilijk toegankelijk zijn. En om de onmondige krantelezer, voor wie hij blijkbaar schrijft, daar van te overtuigen, weet hij niet beter te doen dan RH's tekst in zijn geheel te citeren en dan subtiel van commentaar te voorzien met zinsneden als ‘Een duister en gezwollen verhaal’ en ‘De prins der dichters wilde nadrukkelijk een tekst waar een gewoon mens met zijn pet niet bij kon. in dat opzicht is hij zeker geslaagd, zelfs ál te royaal, in die zin dat zijn literaire bijdrage aan het monument voor niemand verstaanbaar is uitgevallen.’ Kortom, een gebrekkig geformuleerd maar krachtig beroep op het ‘gesundes Volksempfinden’.
Op grond van welke steekproef of enquête is Sandberg zo zeker van die generale ‘onverstaanbaarheid’ (= germanisme; bedoeld: onbegrijpelijkheid)? Op dit punt zal ik de hoofdredacteur in ruste toch echt de ogen moeten openen. Er bestaan verlichte geesten die een dichterlijke tekst beter kunnen lezen dan de gemiddelde voetbalfanaat.
Laat ik de verzen van Holst ook maar in hun geheel citeren om de lezer een excursie naar de Dam te besparen.
Nimmer, van erts tot arend, was enig schepsel vrij onder de zon, noch de zon
Zelve, noch de gesternten - maar geest brak wet en stelde op de geslagen bres
De mens - uit die eersteling daalden de ontelbaren - duchtend zijn hoge blik,
Deinsden hun zwermen binnen de wet terug en werden volken en stonden
Elkander naar het leven: onder nachtgewolkten verward treurspel, dat
Wereld heet - sindsdien werd geen mens vrij dan ontboden van boven zijn dak,
Geen volk dan beheerst van boven zijn torens - blijve dat ons bij, verlost als
Wij werden uit het schrikbewind van een onderwereld - niet onbeheerst, doch
Enkel beheerst van boven de wereld, blijft vrijheid ons deel.
Heeft Holst hier nu werkelijk onnodig moeilijk gedaan? Het zal de meeste gedichtenlezers toch niet veel moeite kosten ongeveer de volgende parafrase uit de mouw te schudden:
‘Al het geschapene is aan beperkingen onderhevig. Maar de mens als top van de evolutie kent de vrijheid, voor zover hij een geestelijk wezen is. De tallozen echter die van die oorspronkelijk vrije mens afstamden, groepeerden zich tot stammen en naties die elkaar bestreden in gruwelijke oorlogen. Maar het individu moet boven zijn eigen beperkingen uitstijgen en volkeren boven een eng nationalisme. Verlost uit een overheersing door misdadigers kunnen we alleen vrij blijven als we voor waarden van de geest kiezen.’
De gedragen toont van Roland Holst kan natuurlijk nog heel wat verfijnder geïnterpreteerd worden, zoals bijvoorbeeld H.G. van den Doel heeft gedaan in zijn bundel Creatief gedichten lezen, en dan komen tal van magnifieke details aan het licht, zoals het klankspel met erts en arend, de parallel tussen verward en wereld en het leidmotief van vrijheid en beheersing. Maar daar komt de taalgevoelige ook zelf wel achter.
Toch ziet de fijnzinnige Sandberg alleen ‘ontoegankelijke opgeblazenheid’ en bereikt een climax van spotternij als hij vertelt dat hij op een tentoonstelling een brief van de dichter aan burgemeester d'Ailly heeft zien liggen waarin RH de suggestie afwijst zijn tekst wat te simplificeren.
Aha, juicht de kranteman, Roland Holst voelde zich kennelijk te goed voor Jan met de Pet en wilde zich expres niet alledaags uitdrukken. Ja, wat had Sandberg dan gewild? Dat de dichter op afroep zijn werk wat bij zou slijpen voor algemeen gebruik? Zodat er wellicht een eenvoudig versje zou ontstaan, zoals ik in de provincie wel eens op een beeld voor gevallenen heb zien staan: ‘Het Tij van Klagen/Nam zijn loop;/In Betere Dagen/Gloort weer Hoop’.
Dat is tenminste duidelijk. Maar zou er misschien in de tekst op de Dam een ietsje méér zitten, dat zich niet zo makkelijk laat populariseren? Roland Holst nam de lezers van zijn tekst tenminste serieus. Het zijn juist Sandberg en soortgenoten die minachting tonen voor de gewone man door hem alleen op de hurken te willen toespreken.
Zij zien liever dat een belangrijke waarheid geweld wordt aangedaan door haar oppervlakkig te verwoorden dan na te streven wat de echte kunstenaar beoogt: het publiek uit te tillen boven zijn eigen beperkingen door het ‘te ontbieden van boven zijn dak’.
De dikhuidige botheid die alles aan de middelmaat wil conformeren, is de gevaarlijkste vijand van onze cultuur.