Troosteloos leven, larmoyant dichten
Jeroen Brouwers over de vergeten dichteres Hélène Swarth
Hélène Swarth. Haar huwelijk met Frits Lapidoth 1894-1910 door Jeroen Brouwers Uitgever: De Arbeiderspers/Open Domein, 216 p., f34,50
Jan Fontijn
Herhaaldelijk hoor je in Nederland de klacht dat er te weinig biografieën geschreven worden. Er zou hier, zo zegt men, geen biografische traditie bestaan. Dit in tegenstelling tot de Angelsaksische literatuur. Wie de moeite neemt om te gaan tellen wat er zo per jaar aan biografieën wordt geschreven, zal constateren dat het nogal meevalt. Zo kwam ik over de periode van de laatste zes jaar tot ongeveer 25 titels; dat is gemiddeld zo'n vier à vijf per jaar. En daar zijn zeer respectabele bij. Een groot aantal biografieën wordt door de kritiek niet opgemerkt, omdat ze als academisch proefschrift of als vakwetenschappelijke publikatie verschijnen en het grote publiek niet bereiken. Wat deze academische biografieën voor hebben op de populaire is de degelijkheid van onderzoek. Maar dikwijls zijn ze nogal saai wat betreft opbouw en stijl. En van een werkelijke confrontatie met de beschreven figuur is nauwelijks sprake. De lezer heeft de indruk dat elke andere persoon ook genomen had kunnen worden. Dat kan je bijvoorbeeld van Du Perrons of Hermans biografie van Multatuli zeker niet zeggen. Voor deze beide biografen is de confrontatie met Multatuli een zeer persoonlijke geweest, een schok der herkenning. En dat persoonlijke element bepaalt voor een groot gedeelte hun boek.
Hoe staat het wat dat betreft met de ‘biografie’ van Jeroen Brouwers van Hélène Swarth, een schrijfster, die talloze, veelal treurige verzen op haar naam heeft staan en die heden ten dage bijna geheel vergeten is. Wat dreef Brouwers ertoe om uitgerekend over deze dichteres, door Van Eeden ooit als het ‘herkauwend hart’ aangeduid, een boek te schrijven? Een antwoord op die vraag zou kunnen zijn: de biografie wil een rehabilitatie zijn van Hélène Swarth als dichteres. Maar ik denk dat een goede bloemlezing van haar werk veel effectiever geweest zou zijn dan een biografie, zeker ook omdat de dichteres, zoals uit Brouwers boek blijkt, nu niet een persoonlijkheid heeft die sympathieën opwekt of een leven heeft dat fascinerend is. Ik heb me de laatste tijd verdiept in de poëzie van Hèlène Swarth en ik moet bekennen dat ik niet erg onder de indruk kwam. Slechts af en toe een gedicht dat de aandacht gevangen houdt. Het grote manco van haar poëzie is de eentonigheid en het misverstand dat poëzie direkte zelfexpressie moet zijn en vooral erg treurig. Haar taalgebruik is veelal retorisch en clichématig, te veel gericht op het type lezer, dat zijn eigen droevigheid direct wil terugvinden in poëzie. Het is poëzie voor melancholici die willen zwelgen in tranen, in het treuren om de verloren liefde en de dood, en voor wie de droefheid zo groot is dat het raffinement van de vorm en daarmee van de gevoelens secundair wordt.
Portret van Hélène Lapidoth-Swarth door H.J. Haverman, 1896
Ongetwijfeld hangt Brouwers' fascinatie voor Swarth samen met de constante themata van haar poëzie: melancholie, dood en liefde. Het zijn themata die ook bepalend zijn voor zijn werk. ‘Wat mij met Hélène Swarth verbindt kan men nalezen in mijn verhaal De Exelse testamenten’, schrijft Brouwer wat ongeduldig in de inleiding van zijn biografie. De lezer die Brouwers' motivatie wil achterhalen moet het daar maar lezen. Ik moet bekennen dat ook na De Exelse testamenten het mij niet precies duidelijk is wat hem bewogen heeft. De min of meer toevallige belangstelling in dat verhaal van twee geliefden voor Hélène Swarth is voor mij te weinig.
In zijn boek over zelfmoord De laatste deur heeft Brouwers het volgende geschreven: ‘Ik ben een schrijver die zijn eigen leven boekstaaft, boek na boek zijn autobiografie aanvullend, zijn bestaan verklarend, zijn opvattingen verhelderend, in de hoop aldus op den duur tot inzichten te komen.’ Bij dit boek over Hélène Swarth wil ik hem aan deze uitspraak houden. Welke inzichten hoopte Brouwers uit het leven van Swarth te putten, of beter, uit het huwelijk van de dichteres met Frits Lapidoth, want daar gaat het boek vooral over?