Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny SchoutenAls nieuw paradeert in de ‘zomeraanbieding’ van uitgeverij De Arbeiderspers het boek van Robert Baldick, Tafelen bij Magny, dat in september zal verschijnen. Maar was Baldicks collage van (historische) gesprekken tussen George Sand, Flaubert, Sainte-Beuve, de gebroeders de Goncourt, Renan en Gautier, niet al eens eerder uitgegeven? Ja, inderdaad, zegt redacteur Martin Ros. ‘Dat was in de serie Unofficial History, ofwel: Geschiedenis buiten het boekje, zoals de ondertitel luidde. Er zaten práchtige onderwerpen in, zoals Mata Hari, de Tiendaagse Veldtocht, de maîtresses van Franse koningen, de onbekende Kafka, occultisme in de negentiende eeuw en de Limburgse Bokkenrijders, waar nu binnenkort een achtdelige televisieserie over komt. Het was een énige serie. De boekjes zijn nu onvindbaar. Maar ik was er te vroeg mee. Nu, vijftien jaar later, is er een hele golf van nieuwe, obscure geschiedenis, Montaillou en De koopman van Prato en zo. Ik droom ervan als ik bijna op de wolken zit om ze allemaal zelf nog eens te gaan uitgeven. Nu word ik gestraft met mijn voorsprong, ik moet in de hoek staan met vijftien boeken die niet meer aan de markt staan. Dat Baldick nu herdrukt wordt, is een vondst, omdat de dagboeken van de Goncourts zo'n succes zijn. Of we hadden moeten vermelden dat het een herdruk is? Ach, dat je iets al eens eerder hebt gedaan, daar moet je misschien niet mee te koop lopen. Onze vertegenwoordigers vertellen het wel aan de boekhandelaren, en de mensen mogen zelf ook wel eens iets uitvinden.’
tafelen bij magny
‘Het wordt het derde deel van een trilogie,’ zegt Adriaan Venema, die voor uitgeverij De Arbeiderspers de opdracht heeft aanvaard om een boek te schrijven over uitgeverijen, boekhandels en schrijvers in oorlogstijd. Wim J. Simons gaf onlangs, na vijf jaar onderzoek, zijn opdracht terug, tot teleurstelling van de Arbeiderspers, die na Dick Verkijks studie over de omroep tijdens de bezetting en Venema's recente boek over de kunsthandel een pendant wilde over het oorlogsverleden van de eigen bedrijfstak. Dat is een nagenoeg onontgonnen terrein, reden waarom De Arbeiderspers verheugd reageerde op Venema's aanbod om nogmaals een dergelijk atlasgewicht te willen torsen. ‘Maar hij had natuurlijk al een rugzakje,’ zegt Martin Ros, directeur van De Arbeiderspers. ‘Het onderzoek dat Venema al gedaan heeft, sluit logisch aan op de rol van de uitgeverij in oorlogstijd. We hebben de vastberaden hoop om het boek in 1990 te kunnen laten verschijnen. Dat valt samen met wat ik zie als de laatste grote herdenkingsperiode van de Tweede Wereldoorlog: daarna zullen er geen levende getuigen meer zijn. Toen bleek dat Simons zich er niet voor vrij kon maken, hebben we gezocht naar jonge hazewinden onder de historici. Dat Venema het project aandurft heeft te maken met het zelfvertrouwen dat hij kreeg door de ontvangst van zijn boek over de kunsthandel, dat was een opkontje dat de legitimering betekende voor de wijze waarop hij gespeurd heeft, feiten verzameld en ze adequaat en evenwichtig heeft weergegeven, sine ira et studio.’ Adriaan Venema bevestigt dat hij ‘zonder toorn of partijdigheid’ het ‘toegestane boek in bezettingstijd’ wil beschrijven. ‘Ik wil niet met de normen van een particulier uit 1990 beoordelen wie er fout was en wie goed. Ik ga onderzoeken welke uitgeverijen nationaal-socialistische auteurs uitgaven of contemporaine Duitse schrijvers, en welke uitgeverijen zich veilig bepaalden tot het uitgeven van ontzettend dooie schrijvers, tot de boeken die niet ter goedkeuring aan de Kulturkammer hoefden te worden voorgelegd. Mijn werkwijze bij mijn vorige boek was in de eerste tijd heel mal. Ik heb nu geleerd om eerst archiefonderzoek te doen voor ik mensen ga interviewen. Zeker, er zullen dingen naar boven komen die niet leuk zijn voor De Arbeiderspers. Maar omdat het boek bij hen zal uitkomen zal ik mezelf ervoor moeten behoeden om de indruk te wekken dat ik tegenover die uitgeverij minder kritisch ben dan tegenover andere.’
De tweede International Feminist Bookfair zal worden gehouden in Oslo, van vrijdag 20 juni tot en met 27 juni. Er zullen vijfhonderd gasten komen uit veertig landen, zegt de Noorse, in Nederland werkende journaliste en literair agente Anne-Marie Tangen, die de publiciteit over de beurs in Nederland ter hand heeft genomen. Doordat de uitnodigingen voortvloeien uit een vrij toevallig tot stand gekomen contact dat een groep ‘women in publishing’ sinds de eerste Feminist Bookfair (in 1984 in Londen gehouden) onderhoudt, is uit Nederland alleen Anja Meulenbelt uitgenodigd om het internationale gezelschap van feministische schrijfsters (onder wie Germaine Greer, Nawal El Sadaawi, Marie Cardinal en Ellen Kuzwayo) te versterken. ‘Maar de beurs is open voor iedereen,’ zegt Anne-Marie Tangen, ‘ook voor mannen.’ De beurs (113 uitgeversstands) zal de wereldwijde breedte van het vrouwelijke schrijven laten zien; de nadruk van het programma (workshops en conferenties) dat daarnaast georganiseerd wordt, zal liggen op schrijfsters uit de Derde Wereld. Thema's zijn ook: antiracisme, feministische theorie, science fiction, schrijven als gevaarlijk beroep (in samenwerking met Amnesty), prostitutie, erotiek en ‘de viering van het lesbische schrijven’. Het Noorse ministerie van Buitenlandse Zaken financiert de reis- en verblijfkosten van delegaties uit arme landen. Sponsoring door bedrijven is in Noorwegen niet gebruikelijk zegt Tangen, die benadrukt dat de beurs een idealistische, geen commerciële, onderneming is: ‘Die vrouwen werken zich kapot om het voor elkaar te krijgen.’ Eventuele financiële revenuen zullen beschikbaar gesteld worden aan de organisatrices van de derde feministische boekenbeurs over twee jaar te houden in India.
international feminist bookfair
De George Orwell Literatuurprijs, uitgeschreven door het dichters- en schrijverskollektief Stichting Groep '82 in Haarlem, mag dan bescheiden zijn (een keramieken aardbol met een potlood erdoor en een boekenbon van f200, - voor de eerste prijs; een boekenbon van f50, - voor de tweede), het aantal inzendingen was er niet minder om: 348 gedichten van 108 (amateur-)dichters. De jury, die bestond uit Louis Ferron, George Moormann, Sonja Prins en Leo van der Zalm, koos tien finalisten, die samen met de drie voorgaande winnaars van de aanmoedigingsprijs hun gedichten zullen voorlezen op een poëzie-manifestatie, 16 mei in het Cultureel Centrum De Egelantier in Haarlem. Door intensieve contacten met bevriende poëzieclubs in België waren er veel inzendingen van over de grens. De winnaar komt uit Brugge: Peter Verhelst die zich, aldus de zelf verstrekte biografische informatie, ‘laat beïnvloeden door punk, Francis Bacon en de beeldende kunst in het algemeen.’ Tweede werd Frank Starik uit Amsterdam. Over hun hoofd heen zal tijdens de uitreiking van de prijzen (door burgemeester mevrouw mr. Elizabeth Schmitz) een politieke strijd gestreden worden. Aan de genodigde vertegenwoordigers van politieke partijen zal juryvoorzitter George Moormann zijn gepeperde toespraak richten waarin zij te horen krijgen dat Haarlem weliswaar over twaalf gedenktekens van Laurens Janszoon Coster beschikt, maar dat hun culturele taak daarmee niet naar behoren vervuld is: de gemeente Haarlem zou de George Orwellprijs minstens tot het tienvoudige moeten opwaarderen. ‘Eens kijken of Haarlem wakker te schudden valt,’ zegt Moormann strijdvaardig. |
|