beeld om en hij is het hartstochtelijk met haar eens dat de vrouwen ‘de ware traditie de stevigheid de ruggegraat van het mensengeslacht zijn’. Voor haar is ‘het leven geen kunst’. Maar dit inzicht maakt Leendert niet helemaal blind. Het ‘vlees’ mag dan zegevieren over de ‘geest’, datzelfde vlees noemt hij ook ‘dom, humorloos, onkunstzinnig, proleterig, almachtig’.
Kellendonk scherpt het contrast tussen de wereld van de geest van Leendert en dat van het vlees van Magda zo erg aan dat het je bijna zou ontgaan dat de homoseksualiteit weliswaar ‘een parodieliefde’ is, maar wel ‘een tegenzang in de biologische tragedie’. Daarmee wordt dus weinig positiefs gezegd over de heteroseksuele vorm van liefde. Met de tragiek daarvan maken we kennis in het derde deel van de roman als de vader van het kind, Pechman, op komt dagen en na enige tijd bezit neemt van het kind. De scherpe contrasten van de twee eerste delen van de roman verdwijnen geleidelijk en er komt iets nieuws bij: Pechman gedraagt zich, of krijgt de rol, van de jood die met zijn kind een traditie voort wil zetten. Het kind heette Viktor, hij noemt het Jacob. Magda begint een bijrol te vervullen. Tegen het kind op zijn schoot mijmert hij: ‘Je moeder, mijn prinsje, die heb je nodig in je luiertijd... Maar straks, als je genoeg hebt van die dierlijke moederliefde... dan kom je vanzelf bij je vader.’ Tegenover zijn familie doet hij voorkomen alsof Magda een soort draagmoeder is geweest en zij ziet het zelf: ‘Ik ben van geen enkel belang meer.’
Er wordt in Mystiek lichaam hoog spel gespeeld door Kellendonk. Dat komt vooral door de grote tegenstellingen die hij oproept en die teruggaan tot de Bijbel. De brief van Paulus aan de Romeinen, de evangelies van Mattheus en Lucas zweven achter menig hoofdstuk. Eén van de hoofdstukken is getiteld ‘Vade retro’ en behelst het zelfbeklag van Leendert waarin hij zichzelf ziet als iemand die niet tot de geschiedenis behoort. Letterlijk verwijst ‘Vade retro’ naar Mattheus 16:23 waarin Jezus tegen Petrus zegt: ‘Ga weg achter mij, Satan, gij zijt mij een aanstoot; want gij verzint niet de dingen die van God zijn, maar die van de mensen zijn.’ En dat is precies wat Leendert volgens de logica van Mystiek lichaam heeft gedaan: hij heeft gedacht en gedaan wat mensen kunnen bedenken, en niet wat God via de Bijbel zou hebben opgedragen. Een ander hoofdstuk heet ‘De wederkomst’. Het betreft hier de terugkeer van Leendert naar de Doornenhof, alsof hij een verloren zoon is. Zijn vader heeft het er over dat hij ‘twee kinderen de wereld in heeft gestuurd’, een bijna letterlijke bijbelse formule. De geboorte van Viktor geneest de vader van zijn geestelijke passie voor geld. Het kind leidt hem van de hemel der ideeën terug naar de aarde en hij begint het ook meteen te hebben over de betekenis van een ‘familie’. Ook Leendert keert uit de wereld van de geest terug naar die van het vlees en de aarde (‘hier komt Antaeus’). Niet alleen homoseksuelen worden op de twijfelachtige charme van hun lot gewezen, ook de mannen in het algemeen worden door Magda en Leendert voorgesteld als ijdele hoogvliegers. ‘Mannen’, laat Kellendonk Magda zonder interpunctie zeggen, ‘hebben geen vertrouwen in de meest klaarblijkelijke levensfeiten daarom doen ze
alles wat God gedaan heeft nog eens over.’ Alles wat zij doen is het gevolg van ‘baarmoedernijd’.
Ziet men de nuances voor even over het hoofd dan zou men kunnen zeggen dat Mystiek lichaam een roman is waarin Kellendonk zich keert tegen de ‘conjunctuur’ in de liefde die zegt dat men de dingen moet doen die mensen kunnen verzinnen, zoals het bedrijven van ‘seks zonder geschiedenis’. Dat geldt niet alleen voor homoseksuelen, ook voor feministes ‘die het paradijs van de homo deelachtig willen worden’ door zich ‘te kwellen met niewe rolpatronen, ontmoetingsroosters, ochtend- en avondpillen, pessaria, spiraaltjes, sterilisaties...’ - aldus Leendert in conservatieve zwartgalligheid.
In Mystiek lichaam wordt het verhaal twee keer onderbroken door een pagina die tussen haakjes staat. Dan is de ‘Geschiedenis’ aan het woord die zich er over beklaagt dat er nog twee overbodige personen in het verhaal zitten: Leendert en Pechman, ‘Flikkerij en jodendom, dat was van hetzelfde overbodige laken een pak.’ Kellendonk is zich van de gevoeligheid van zulke zinnen duidelijk bewust. Hij presenteert Pechman als iemand die zich uitverkoren voelt en tegen een familielid zegt als hij Viktor komt laten zien: ‘Kijk eens naar dat gezichtje, als dat geen certificaat van echtheid is - zijn hele stamboom staat erin gegriefd!’ De Freudiaanse verspreking waar ‘gegrift’ wordt bedoeld is voor de strekking van het verhaal niet zonder betekenis. Mystiek lichaam keert zich ook (omdat de roman vanuit een niet gepersonifieerd perspectief is geschreven) tegen het idee van het ‘uitverkoren volk’, wellicht verwijzend naar Romeinen 2:29 (‘Die is een jood, die het in het verborgen is’).
Tot de nuances van Mystiek lichaam behoort het slot, waarin Leendert een ‘hoogliedje op de dood’ ten beste geeft. Hij heeft zijn lot aanvaard en is weer verliefd geworden op een jongen. De angst dat hij besmet is door zijn rijpere jongen en die bestemming op zijn beurt heeft overgebracht op zijn nieuwe vriend accepteert hij (‘De dood, daar kon je staat op maken, die zou nooit verstek laten gaan’). Deze geaccepteerde doodsdrift staat tegenover de levensdrift van Magda. Door dit slot zou men moeten concluderen dat Kellendonk in Mystiek lichaam vooral een ondubbelzinnig hooglied op de ‘genieën van de natuur’ (de moeders) heeft geschreven als degenen die met hun buik (‘de wieg van de geschiedenis’) de onvoltooid verleden tijd in stand houden, het imperfectum van de Geschiedenis, ‘het Verbond, de regenboog die het verleden aan de toekomst en de aarde aan de hemel had gekoppeld.’ De mannen, van welke voorkeur ze ook blijkgeven, spelen hierin een bescheiden rol.
Dat Mystiek lichaam een briljant geschreven en gecomponeerde roman is wil niet zegen dat ik het nadrukkelijkc beroep op de metafysica van de Bijbel zo tocjuich.
■