Verholen wreedheid
Vriendschap tussen ons leek onhaalbaar, en ineens waren we vrienden. Ik, normale vrouw, en jij, abnormale man, althans naar de hypocriete normen van de zogeheten beschaving - ik dol op het leven en jij dol op de dood. Ik zo hard en jij zo zacht. Je had iets vrouwelijk zachts, iets vrouwelijk liefs over je. Ook in je stem, en dat deed vreemd aan want je trekken waren namelijk scherp en wreed. Ja, er lag een verborgen wreedheid over je markante jukbeenderen, je boksersneus, je dunne lippen: een verholen wreedheid. En die zette zich voort in je kleine tengere lichaam, in je lenige losse loop van een springend wild dier dat bijt. Maar als je praatte of glimlachte of gewoon je hand bewoog, werd je lief als een vrouw en zacht als een vrouw. En ik zat er mee in hoe ik die mysterieuze aantrekking die ik voor je voelde moest verklaren. Ik dacht: in wezen is het hetzelfde als je aangetrokken voelen tot een vrouw. En als twee vrouwen, niet als een man en een vrouw, gingen we winkelen, broeken kopen voor Ninetto, jasjes voor Ninetto, en je praatte over hem of hij je eigen zoon was, gebaard uit je buik, niet bevrucht door je zaad. In een winkel in de Village viel je op een shirt voor Ninetto, getrouwe repliek van de Sing-Sing-plunje. Op de linkerzak stond ‘State Prison. Gedetineerde nr. 3678’. Je paste het zelf: ‘Fijn, dat zal hem plezier doen’. We zijn de straat weer opgegaan waar een demonstratie voorbijkwam voor de Vietnam-oorlog, weet je nog? Figuren van middelbare leeftijd droegen borden met ‘Bomb Hanoi’, we werden er beroerd van. Sinds een week probeerde je me uit te leggen dat de ware revolutionaire kans niet in China lag of in Rusland maar in de Verenigde Staten. ‘Of je naar Moskou gaat of naar Peking of Boedapest, overal zie je de revolutie mislukt: het socialisme heeft een heersende klasse aan de macht gebracht en de arbeider is geen baas over eigen lot. Je gaat naar Frankrijk, naar Italië, en je beseft dat de
Europese communist een holle mens is. Dan kom je in de Verenigde Staten en je ontdekt het mooiste links dat er voor een marxist te ontdekken valt. De revolutionairen hier doen denken aan de eerste christenen, ze hebben dat absolute van Christus. Ik kreeg een idee: mijn film over Paulus te lokaliseren in de Verenigde Staten.’
Van de Amerikaanse cultuur aanvaardde je vrijwel alles, maar wat héb je geleden die avond dat twee studentes je vroegen naar je favoriete dichter: je zei natuurlijk Rimbaud, en wie Rimbaud was wisten ze geen van tweeën. Ben je daardoor zo onbevredigd uit New York weggegaan? Ik denk van niet. Ik denk dat je er ontgoocheld weg ging omdat je er niet was doodgegaan, omdat je oog in oog had gestaan met de maalstroom zonder erin onder te gaan. Al die nachten constant op jacht naar zelfmoord hadden alleen je wangen nog meer uitgehold en je blik koortsiger gemaakt. Je zei je te voelen als een kleuter die een stuk taart krijgt voorgezet dat ineens wordt weggehaald zodra hij erin wil happen. Ja, je had duizend maal meer wrangs moeten slikken voordat je iemand vond die je je dood cadeau zou doen, die je zou trakteren op een consequente dood na een consequent leven.
Ze zeggen dat je in staat was uitgelaten te zijn, geestig, en dat de omgang met jongeren je daarom zo lag: voetballen bijvoorbeeld met dorpsjongens. Maar zelf heb ik je zo nooit meegemaakt. Je wasemde melancholie uit als een parfum, en de enige menselijke situatie die je echt begreep was het tragische. Zodra iemand er niet beroerd aan toe was, dan interesseerde hij je niet. Ik weet nog hoe je je eens over me heen boog, mijn pols greep en zachtjes zei: ‘Zo, jij ook; op het punt van wanhoop valt er ook voor jou niets te lachen.’
Wie weet bracht het lot ons daardoor weer bijeen, jaren later. In Rio de Janeiro. Je was er samen met Maria Callas, op vakantie. De pers schreef dat jullie samenleefden. Was dat zo? Wat ik weet is dat je tweemaal in je leven getoond hebt een vrouw te beminnen en dat het je teleurstelde. Maar ik geloof niet dat Maria een van die twee vrouwen was. Jullie waren te verschillend, te... uiteenlopend, esthetisch, psychologisch en cultureel. Maar wel leken jullie hecht vereend in een ondefinieerbare verstandhouding. Ik heb zo'n idee dat je haar geadopteerd had als een zuster, om haar eroverheen te helpen dat Onassis haar had verstoten. Je was niet van haar weg te slaan, je hielp haar tot bij het aan- en uitkleden. Op het strand smeerde je haar schouders in tegen zonnebrand. In restaurants liet je je al haar grillen aanleunen, altijd vol begrip, geduldig en onverstoorbaar als een verpleger in Lambarene.
Pasolini
abc
Ja, je had het heroïeke in je van de missionaris die de melaatsen gaat helpen en de goedheid van de heilige die blijmoedig zijn martelingen doorstaat. Dat kwam op een avond ter sprake, aan zee in Copacabana, in een zonsondergang van rose en goud. Maria lag op het strand te slapen in een zwart badpak, en ik vertelde je van het folteren van politieke gevangenen in Brazilië: het radbraken, de electroshocks. Maar je luisterde met tegenzin, als was je geïrriteerd dat dergelijke verhalen een zonsondergang uit rose en goud kwamen bederven. Pas toen het tot je doordrong hoe dat me choqueerde en ik je verweet dat je dus niet oprecht was in je protesten en je campagnes, dat je niet meer was dan een Narcissus die tegen onrecht alleen opkwam tot meerdere bevrediging van eigen ijdelheid - toen begon je over Jezus en Franciscus.
Nog nooit heeft een geestelijke me zo van Jezus en Franciscus gesproken als jij deed. En even heb je ook Augustinus naar voren gebracht: zonde en verlossing in de visie van Augustinus. Je citeerde uit je hoofd de passage van hem over zijn moeder die zich bedronk. En toen heb ik begrepen dat je op zoek was naar zonde om verlossing te vinden, in je overtuiging dat verlossing alleen uit zonde voort kon komen, en hoe dieper de zonde hoe bevrijdender de verlossing. Maar vooral wat je me vertelde van Jezus en Franciscus, terwijl Maria daar bleef slapen op het strand van Copacabana, is me bijgebleven als een litteken. Want het was een hymne aan de liefde gezongen door een man die niet in het leven gelooft. Het is geen toeval dat ik dat gebruikt heb in het boek dat je niet wou lezen. Ik heb het in de mond gelegd van een kind dat bij een proces tegen zijn moeder voor haar opkomt: ‘Het is niet waar, mamma, dat je niet in liefde gelooft. Je gelooft er zo zielsverscheurend in omdat je er zo weinig van krijgt, en omdat wat je krijgt nooit volmaakt is. Je bent een en al liefde. Maar helpt het in liefde te geloven als je niet in het leven gelooft?’ Ook jij was een en al liefde. Je meest spontane eigenschap was je gulheid. Je kon nooit nee zeggen. Aan wie maar vroeg gaf je met volle handen, of het geld was of werk of vriendschap. Aan Panagoulis bijvoorbeeld schonk je je voorwoord bij zijn twee bundels poëzie. En regel na regel, vers na vers, met het Grieks er naast, stond je er op ook nog te checken of het goed vertaald was. Daar zijn we speciaal weer voor bijeengekomen, dat weet je. En we hiernieuwden het contact bij zijn vrijlating, toen hij als balling naar Italië kwam. Vaak gingen we gedrieën uit eten. En eten met jou was altijd een feest, want met jou verveelde je je nooit. Op een avond, in dat restaurant dat je voorkeur had vanwege zijn mozzarella, was Ninetto ook mee. Hij noemde je pappa. En je ging met hem om als een pappa met zijn
zoontje, ontsproten aan zijn vaders buik en niet aan zijn zaad.
Maar het was een kwelling je na het eten te verlaten. Want we wisten waar je heenging, elke keer weer. Elke keer alsof je holde naar een afspraak met de dood. Elke keer weer had ik je bij je jasje willen pakken, je tegenhouden, je bidden en smeken en herhalen wat ik in New York had gezegd: ‘Pier Paolo, je gaat je laten kelen!’ - Ik had het uit willen schreeuwen dat je er geen recht toe had, omdat je leven niet domweg het jouwe was, niet domweg jouw snakken naar verlossing: het was van ons allemaal. En we hadden het nodig. We hadden niemand in Italië die de waarheid kon onthullen als jij, die ons aan het denken kon zetten zoals jij, die ons kon opvoeden tot gemeenschapszin zoals jij. En dan haatte ik je, als je wegreed in die auto waarmee dat tuig nu je hart heeft geplet. Ik heb je verwenst. Maar later is de haat omgeslagen in waanzinnige bewondering, en ik riep: ‘Wat een moed!’ Ik spreek nu niet van je morele moed, zoals je tegen alle laster in schreef, tegen onbegrip, hetze, wraak. Ik heb het over je fysieke moed. Er was enorme moed voor nodig om met de modder om te gaan waar je mee omging, in het holst van de nacht. De moed van de christenen die uitgelachen en uitgejouwd het Coloseum in gingen om door de leeuwen te worden uiteengereten.