Het obscene huwelijk
Elsbeth Etty
Een van de amusantste ‘literaire gebeurtenissen’ van de afgelopen tijd was die van de bajesklant die via plagiaat een poëziewedstrijd voor gevangenen won. Zo iemand verloochent zichzelf niet en op de een of andere manier schonk het geval me een gevoel van triomf tegenover de zachte-sectorkwezels die met allerlei trucs boeven willen heropvoeden.
Een soortgelijk gevoel krijg ik nog altijd als ik terugdenk aan mijn eerste ontmoeting met Simone de Beauvoir, midden in de jaren zestig. Helaas vond die ontmoeting niet plaats in Parijs waar het ‘allemaal gebeurde’, maar diep in de vaderlandse provincie in een tehuis voor moeilijk opvoedbare meisjes. In dat oord bevond ik me om ‘welopgevoed’ te worden en dat betekende de voorbereiding op een evenwichtig monogaam leven waarbij opleiding belangrijk was om een ‘goed’ huwelijk te kunnen sluiten en op een niet al te domme manier je vanzelfsprekende kinderen op te voeden. Huwelijk en kinderen krijgen, vooral ‘de boot niet missen’ en om die reden voorkomen dat je een ‘afgelikte boterham’ werd: op grond van dat soort openlijk beleden onsmakelijkheden werd ik voor enige tijd opgeborgen op een plek waar de schoolopleiding voltooid kon worden en waar voor het laten ‘aflikken van de boterham’ zelfs met de beste wil van de wereld geen mogelijkheid was.
En juist daar kwam ik Simone de Beauvoir tegen, in de vorm van een gloednieuwe, ongelezen Engelse vertaling van Le deuxième sexe. Dat boek lag er gewoon, was van niemand en bij gebrek aan andere vrijetijdsbesteding heb ik het - ongeveer een jaar lang - gelezen. Dankzij het feit dat het moeilijk was en bovendien in het Engels, zodat ik er een woordenboek bij nodig had, kan ik met recht zeggen dat ik het gespeld heb. Of ik daarmee ook alles even goed begrepen het is een tweede, maar in ieder geval is de essentie me niet ontgaan.
Op de dag dat de Beauvoir stierf werd die essentie als eerbetoon aan de overledene tot twee keer toe omgeroepen door de televisie: ‘het huwelijk is obsceen omdat het een ruil die op een spontane drang berusten moet, verandert in rechten en plichten’. De vulgarisering van dit citaat uit Le deuxieme sexe door het NOS-journaal beviel me wel, omdat het precies dezelfde is waaraan ik me indertijd schuldig maakte. De Beauvoir schreef namelijk niet dat het huwelijk obsceen is, maar het beginsel waaruit het ontsproten is. Voor mij deed (en doet) dat subtiele verschil niet ter zake. Belangrijker was wát ze er obsceen aan vond en de termen waarin ze dat beschreef. Termen die mijn opvoeders uitmaakten voor alles wat voos en vuil is. Het huwelijk immers vergeleek ze met ‘een gevangenis’ waarin vrouwen niet alleen tot ‘parasieten’ en ‘tweederangs figuren’ worden maar zich bovendien gaan gedragen als ‘bidsprinkhanen’, ‘bloedzuigsters’ en ‘vergif’.
Hoewel het niet zo is dat het op nogal jonge leeftijd lezen van deze agressieve wijsheden mijn leven veranderd of zelfs bepaald heeft, werkte het boek wel als een bevestiging van iets dat ik me tot op dat moment alleen nog maar intuïtief gerealiseerd had: niet ik zat fout, maar de rest van de wereld.
Boeven maak je niet tot brave burgers door ze gedichten te laten schrijven, want als het even kan zullen ze het terecht niet nalaten om in ruil voor een prijs van tweehonderdvijftig gulden een toepasselijk versje te jatten. Net zo min zullen meisjes die niet willen verkommeren in een huis met man en kind zich daartoe laten dwingen. Wat dat betreft zou ook zonder de Beauvoirs raadgevingen mijn heropvoeding waarschijnlijk mislukt zijn.
Feit is wel dat The second sex (veel beter dan de slordig vertaalde, te dik om in bed te lezen en niet van index voorziene Nederlandse uitgave) door de omstandigheden waaronder ik het las voor mij de spreekwoordelijke bijbel is geworden. Jarenlang heb ik er de argumenten uit geput om me te verdedigen tegen de nog altijd voorkomende opvatting dat je als vrouw pas ‘compleet’ bent als je je identiteit, inclusief je naam uiteraard, opgeeft voor een huwelijkspartner en bereid bent kinderen groot te brengen. Dat zo'n levensvervulling inderdaad obsceen, pervers, vernederend en masochistisch is kan je helaas ook in veel ‘progressieve’ milieus nog steeds niet zonder gevaar beweren. Kritiek op zoiets ‘persoonlijks’ als huwelijk en moederschap heet ook daar nog maar al te vaak ‘intolerant’ of ‘elitair’. Het obscene instituut wordt door zichzelf respecterende mensen weliswaar niet meer heilig verklaard maar toch nog alleszins verdedigbaar geacht. Nu een paar jaar na de ‘tweede feministische golf’ ook Simone de Beauvoir overleden is, wordt aan haar deuxième sexe plotsklaps een enorme invloed toegekend. Mijn ervaring is dat - althans hier in Nederland - maar heel weinigen het boek helemaal gelezen hebben. Op degenen die daartoe behoren moet het inderdaad een onuitwisbare indruk gemaakt hebben. Maar ik denk dat er nog veel feministische golven voor nodig zijn om te bereiken dat het huwelijk met dezelfde walging veroordeeld wordt als datgene waarmee de Beauvoir het vergeleek: slavernij.
■