Taalverminking en clichés
De vertaling van Nikoláj Goemiljóvs De giraffe
De giraffe door Nikoláj Goemiljóv Keuze, vertaling en inleiding: Hans Boland Uitgever: Meulenhoff, 90 p., f29,50
Marko Fondse
Citaat: ‘Enige dagen voor de dood van Goemiljov was ook Aleksander Blok gestorven, waarschijnlijk bezweken aan de gevolgen van ondervoeding. Met de dood van de twee dichters die op dat moment de toon aangaven in de Russische literaire wereld, was een eind gekomen aan de “Zilveren Eeuw”, en was de Terreur begonnen.’
Deze regels wekken grote irritatie bij me op. Wie een onbekende Russische dichter wil introduceren moet een accent plaatsen. De in 1921 geëxecuteerde literator Nikoláj Goemiljóv was niet het eerste slachtoffer van de terreur. De voornaam van Blok is Alexander of Aleksandr, Aleksander is een monsterverbond tussen die twee namen. Maar los van de spelling was deze grote symbolist in 1921, hoe zeer ook nog steeds vereerd, passé, vieux jeu. Dat constateert Goemiljóv ook zelf in het ‘acmeïstisch manifest’ op blz. 67 van dit boek. Die ‘Zilveren Eeuw’ had evenveel toonaangevers als er ‘stromingen en gestalten’ waren. Chodasévitsj en Bjélyj niet te noemen in een ook op alle andere punten rammelend stuk vol name dropping is meer dan een verzuim - een blijk van onkunde. Op dezelfde bladzijde worden Poesjkin en Achmatova ‘de twee grootste Russische dichters’ genoemd. Achmatova hoeft het gelukkig zelf niet meer mee te maken. Ze zou er niet van gediend zijn en is er zeker ook niet méé gediend. Poesjkin is een Himalaya, Achmatova deel van een literair hooggebergte.
Op blz. 11 van deze inleiding heb ik mijn ogen in hun kassen terug moeten brengen bij de volgende enormiteit: ‘(...) het futurisme, dat in Vladimir Majakovski en Boris Pasternak zijn grootste vertegenwoordigers heeft.’ Nu is Majakovski zeker de grootste dichter van het futurisme, hij puilt er dan ook aan alle kanten uit, maar wat heeft Pasternak daar te zoeken? Het stilistisch niveau van inleider Boland is met het volgende citaat afdoende gekarakteriseerd: ‘Overigens laat Goemiljov zijn vrouw (Anna Achmatova - MF) het grootste deel van de tijd in haar eentje, waar zij zich verveelt en gedichten schrijft.’
De prozaïst Boland laten we op blz. 13 met een opgelucht, zij het bezwaard gemoed achter. Na drie bladzijden weldadig wit beginnen we op blz. 17 aan Sonnet, op blz. [6] opgedragen aan Dmitri, die vast geen Nederlands kent. Maar misschien gaat het nu beter:
Als een conquistador, geschut in ijzer(...)
Goemiljov
Dat zoeken we dan op in Van Dale. Het accent van die Spanjool laten we zitten, direct door naar schutten dus. Mis, tenzij beschut bedoeld is, maar dan verwacht je door. Of is een kanon gemeend? Je zou het haast geloven met dat ijzer. En ja, het wás een schietgraag volkje, die conquistadores. In regel 13-14 lezen we: (...) en misschien zal ik dan, / Met dodenhand, een blauwe lelie werven. Dodenhand laten we nog even zitten, maar werven? Dat is waarschijnlijk voor het laatst door Gosseart in de betekenis van verwerven gebezigd. Maar bij die man staat zo'n woord dan in een geheel van opgeschroefde taal, zonder stijlbreuken, zonder daarnaast kleutertaal als: Nu eens geniet ik van een tuin, en loop / Daarna weer vlak langs gapende ravijnen. (Nog steeds geschut in ijzer...)
Even met loden pas terug naar de inleiding, blz. 11, alwaar blijkt dat de acmeïsten streefden naar zuiverheid van woordkeuze bovenal (avant toute chose - MF) en dan ook harmonische en ‘klassieke’ structuren op het niveau van de klank. Wat dat laatste betekent weet ik ook niet, maar veel zal het niet wezen als daarmee onverhoopt de volgende rijmslagen in het octaaf van dit Sonnet bedoeld mochten zijn: ijzer/ ravijnen, verdwijnen/ ijzer - zorgeloos/ loop/ geloof/ beloond.
Boland rept op de zelfde omineuze blz. 11 van ‘Goemiljovs experimenteerdrang op het terrein van de versbouw’. Is het volgende Nederlands daarvan een neerslag?:
Maar 's nachts in de kroegen
Hoe lees je dat, met het accent op het? Allicht, met twee lidwoorden achter elkaar vangt één al gauw een klemtóón. Zoiets laat zich toch in een handomdraai herschrijven tot De trouwe en moedige / wacht El Dorado, of Wie trouw is en moedig, hem wacht een (of het) Dorado. Of voor mijn part Eldorado aan elkaar. Van Dale moedigt die fout expliciet aan.
En zo gaat het maar door. Alles wordt onder Bolands dodenhand tot gebrabbel en cliché. Er staat haast geen gaaf gedicht in dit boek. Het is zo slecht, dat zelfs de
Vervolg op pagina 16