Kurkdroge sherry
De elegante zuinigheid van Anika Brookner
Family and Friends door Anita Brookner Uitgever: Triad Grafton, 187 p. Importeur: Van Ditmar, f16,65
Familie en vrienden door Anita Brookner Vertaling: M. Lindenburg Uitgever: Contact, 191 p., f24,50
Anthony Paul
Hotel du Lac, de roman waarmee Anita Brookner in 1984 de Booker Prize won en die haar voor het eerst succes bracht, is een hoogstaand, droog, droevig, geestig werkje, nogal grijs en mistig. Bewonderaars zagen er iets tijdloos in; anderen vonden het, net als Brookners overige werk, toch wel erg ouderwets. Het was een variatie op een verhaal dat Brookner al eerder had verteld, bijvoorbeeld in het krachtiger en interessanter Providence - het verhaal van een aardige, intelligente, vrouwelijke dame van stand die verliefd wordt op een man die haar uiteindelijk ontglipt, en wel door naar een andere vrouw toe te trekken, iemand van een meer banaal fysiek-aantrekkelijk type. De typische heldin van Anita Brookner is slecht voor het leven toegerust door haar damesachtige, geborgen opvoeding in de schoot van een familie die buitenlands, en daardoor des te hechter en beschermender is, een sociaal eiland (Brookners eigen familie komt uit Rusland), ze is schrijfster of academica (Brookner is zelf een vooraanstaand kunsthistorica gespecialiseerd in achttiende-eeuwse Franse schilderkunst), en ze houdt nog vast aan ouderwetse genoegens als zijden jurken en goede manieren. Ze deinst terug voor het brute heden, is geestig, dapper en hartverscheurend eenzaam. Het sociale spectrum van deze romans is net als de reikwijdte van hun inlevingsvermogen beperkt; de toestand in de buitenwereld wordt net als bij Jane Austen of Ivy Compton-Burnett genegeerd; er is sprake van een zeker gebrek aan warmte, temperament en levenslust; het proza is vlekkeloos. Anita Brookner is een kurkdroge sherry; wie het vuur van rum of de warme hartversterking van een kop chocola wenst, moet zich elders oriënteren.
Familie en vrienden is, vergeleken met Anita Brookners eerdere boeken, panoramisch. Er is nog wel een damesachtige heldin die ten onder gaat, en opnieuw een knappe behandeling van het eeuwige conflict tussen haar en de harteloze versierster; maar er is nog een heleboel meer. De roman vertelt het verhaal van een generatie - twee broers, twee zusters, de dame en de vrouw - van kind af tot de late middelbare leeftijd. De kroniek lijkt de periode van het eind van de jaren twintig tot zo ongeveer de jaren zestig te omspannen, maar data of verwijzingen naar de wereld van kranten en geschiedenis worden angstvallig vermeden. Ook wordt er niet van ons gevraagd deze mensen te zien als bij uitstek kenmerkend voor de bourgeoismaatschappij wier vitaliteit versukkelt tot verbouwereerde apathie; er dringen zich geen betekenissen of boodschappen op. Brookner is een afstandelijke waarneemster voor wie geldt wat Virginia Woolf over Meredith schreef: hij ‘maakt ons een buitengewoon hoog compliment waaraan wij romanlezers niet zo gewend zijn... Hij acht ons in staat tot onzelfzuchtige nieuwsgierigheid naar het gedrag van onze naaste’.
De familie in kwestie is de familie Dorn; ze hebben een of ander familiebedrijf in Londen en zijn afkomstig van het vasteland - ‘Europeanen’, noemen de Engelsen zulke mensen helaas nog altijd - en joods, een gegeven dat pas in een laat stadium en dan nog indirect tot uiting komt. Er is een matriarch, Sofka (voluit: Sophie), weduwe van een man die een losbol bleek en een teleurstellend grootindustrieel. Maar in elk geval is hij nu ‘in alle opzichten een buitenstaander’. Sofka heeft plannen voor haar vier kinderen: de zoons, met de heroïeke namen Frederick en Alfred, zullen zich vestigen op de ruïnes van hun vaders fortuin en de wereld veroveren. Frederick, een charmeur, zal harten mogen breken, en als hij al te zeer een playboy blijkt, zal de serieuze Alfred de zaak op zijn schouders nemen. Van de meisjes, Mimi en Betty, wordt verwacht dat ze flirten en zich speels gedragen. Sofka heeft ‘de details van hun bruiloft al muurvast in haar hoofd’, al blijft beider huwelijksleven voor haar onindenkbaar.
Frederick en Betty breken los uit deze knusse tirannie, de burgerlijke familiegevangenis, overgemeubileerd in bruin fluweel, met haar koffie en marsepeingebakjes, haar tuinlieden en kleermaaksters, haar matinées musicales, haar bruiloften; de achtenswaardige Alfred en de zachtmoedige, passieve Mimi worden door het leven op de knieën gedwongen, de eerste doordat hij vastzit aan een onafwendbaar lot en de laatste doordat ze het hare ontgaat.