De strekking stinkt
Ten Braven
Kun je zeggen dat een roman de verkeerde strekking heeft? Valt bijvoorbeeld aan auteur H. Mulisch te verwijten dat hij niet wat meer zijn best heeft gedaan om die ouders van Anton Steenwijk in De Aanslag van het vuurpeloton te redden? Of kunnen we de Vlaming H. Claus aanwrijven dat zijn land- en taalgenoten in Het verdriet van België zo lullig uit de bus komen?
Je hoort dat soort bezwaren maar weinig en dat is wel te begrijpen. Ten eerste kan sowieso pas over de strekking van een roman gesproken worden, nadat je de samenhang tussen de gebeurtenissen hebt geïnterpreteerd. Als je de betekenis van het verhaal als geheel bespreekt, ben je onvermijdelijk aan het ‘duiden’ en daar is niets op tegen, maar het blijft natuurlijk wel jouw subjectieve lezersvisie en die kun je moeilijk de schrijver in de schoenen schuiven.
Zo is het heel goed mogelijk de inhoud van Shakespeare's Koopman van Venetië typisch antisemitisch te noemen (Shylock als bloeddorstige woekeraar), maar menigeen heeft er in de loop der eeuwen juist een aanklacht tegen onderdrukking en discriminatie in gezien (‘If you prick us, do we not bleed?’)
Maar er is nog een andere reden om schrijvers niet lastig te vallen over het beeld van de wereld dat ze in hun werk oproepen. Stel dat je zónder subjectieve interpretatie zou kunnen aantonen dat een bepaald boek de mensheid als amoreel, agressief en meedogenloos afschildert, dan nóg blijft het onbillijk de schrijver die strekking na te dragen. Die kan er zich immers op beroepen dat het niet aan hem ligt, als de werkelijkheid zo weinig rooskleurig in elkaar zit. (Bredero verdedigde zich al tegen de aantijging als zou hij met zijn ontuchtige stukken de zonde te aantrekkelijk voorstellen: ‘Het oordeel (dunckt mijn) is verkeert/ 't Welck seyt, dat men de sonde leert,/ Als mense eyghentlijck verklaart,/ En al de Werelt openbaart.’)
Dit klinkt allemaal hoogst redelijk, maar ik houd toch mijn twijfels. In mijn ogen is het namelijk onmiskenbaar dat schrijvers wel degelijk verantwoordelijk zijn voor de manier waarop de wereld er in hun boeken uitziet. Juist omdat ze fictie schrijven, zijn ze niet aan de gegeven werkelijkheid gebonden. Zij maken dan ook hun eigen uitsnede uit het beschikbare feitenmateriaal en schuiven daar net zo lang mee tot hun hoogst persoonlijke opvattingen er duidelijk door gedemonstreerd worden.
Als ruim honderd jaar geleden de Nickleby's en de Ferdinand Huycks na veel narigheid een welgesteld huwelijk sluiten, terwijl Hermans zijn wonderkinderen onherroepelijk de vernieling injaagt, dan komt dat niet omdat de buitenwereld zo veranderd is; in de negentiende eeuw werd de deugd heus niet vaker beloond dan vandaag de dag. Maar Van Lennep had wel een stichtelijker kijk op de samenleving dan Hermans en die laatste is er dus beslist op uit zijn hoofdpersonen een loer te draaien. En daar mag je hem dan ook op aanspreken, lijkt me.
Dus kunnen we de klemmende vraag uit de aanhef beter zo formuleren: kun je het een schrijver aanrekenen als hij zijn gebeurtenissen zo manipuleert dat er een bepaalde (jou onsympathieke, immorele of niet te pruimen) visie uit spreekt?
Gebruikelijk is dat soort kritiek in ieder geval niet. Je komt in recensies alle mogelijke gronden van afkeuring tegen: verkeerde stijl, gebrek aan vaart, aan persoonlijkheid of aan samenhang, te afgezaagd, ongeloofwaardig of vervelend, maar zelden of nooit neemt de criticus het risico dat hij ‘een moralist’ zou lijken door de schrijver te beknorren omdat de strekking van zijn werk verwerpelijk zou zijn. Zelfs van Céline haast men zich steeds te zeggen dat zijn ideeën weliswaar niet deugen, maar dat hij toch een formidabel stilist, verbaal geweldenaar of niet klein te krijgen persoonlijkheid e.t.q. is. En zeker lees je nooit dat Heere Heeresma wel eens wat minder plezier had mogen hebben in het jennen van behoeftige grijsaards, en dat Eline Vere geen faire kans heeft gekregen van Couperus.
En toch, neem nu eens het jongste geesteskind dat Adriaan van Dis voor de Bijenkorf gebaard heeft. Voor zover ik kan overzien is die Rat van Arras overal welwillend ingehaald en terecht: het leest plezierig, is zorgvuldig in elkaar gezet en amusant geformuleerd. Maar die strekking, is daar niet iets raars mee?
De ik-verteller, door wiens ogen we het verhaal beleven, poneert zichzelf van top tot teen als een moderne scepticus. Hij moet niets hebben van de trendy mystiek waarin hij als verslaggever verzeilt. De dure hypnotiseur die hem naar vorige levens terug wil goochelen, wordt trefzeker voorgesteld als een onbekwame charlatan. En ook de bizarre oude dame in het Gooi wordt weliswaar met warmte tegemoetgetreden, maar haar karma en haar kruidenthee, haar horoscopen en tijdreizen worden consequent als dierbare malligheden afgedaan.
Niet alleen door de overdaad (Tarotkaarten én wichelroden én geluksstenen én de kabbala) wordt de wereld van het alternatieve weten doorgeprikt, maar de verteller komt op pag. 27 ook met rationele argumenten tegen met name reïncarnatie, waar geen speld tussen te krijgen is.
De vraag naar de realiteit van die reïncarnatie groeit dan ook uit tot de rode draad in de hele novelle. Samen met de meesmuilende ik vertrekt de veelvuldig ontslapen dame naar Arras waar ze sporen uit een vorig leven hoopt te traceren.
Maar de schrijver blijft zijn ongelovige standpunt trouw en dus komt er van die padvinderij in het verleden niets terecht. Zo lijkt het verhaal mooi op weg mild spottend af te rekenen met een ongezonde hang naar bijgeloof en onzin, tot op de laatste pagina het sloteffect toch nog alle troeven uit handen geeft! De oude, zielsverhuizende dame blijkt onverhoeds wel degelijk te beschikken over kennis die ze alleen eeuwen geleden kan hebben opgedaan. Ongetwijfeld gedreven door een warm mededogen, kiest Van Dis in deze moraal ten slotte partij voor alle bijgelovige kruidenvrouwtjes, kaartlegsters en wichelroedeloopsters; daarmee ondergraaft hij echter de redelijkheid van zijn eigen ik-verteller en de geloofwaardigheid van zijn verhaal dat plotseling de ongezondste vormen van irrationaliteit bijvalt.
En dat valt toch een beetje tegen van zo'n aardig boekje.