gegeven in een bewaard gebleven brief aan de Zwitserse criticus-essayist Max Rychner, een brief die in het nawoord door de beide tekstbezorgers wordt geciteerd. Walser zou, toen zijn fiasco als schrijver definitief begon te worden, te kampen hebben gehad met een steeds grotere weerzin tegenover het schrijven. Vooral het werk met de pen boezemde hem angst in. En door middel van zijn potloodnotities zou hij zich van deze schrijfangst hebben willen bevrijden. Later, voordat hij zijn teksten naar kranten en tijdschriften zond, ontcijferde hij zijn potloodnotities weer, waarbij de teksten meestal nog een aanzienlijke verandering ondergingen.
De in Aus dem Bleistiftgebiet verschenen teksten - korte verhalen, gedichten en drama-fragmenten - zijn door Walser nooit ter publikatie aangeboden, en dus nooit herzien. Dat is te merken. De teksten staan in kwalitatief opzicht enigszins ten achter bij zijn overige werk. Hetgeen overigens niet wil zeggen dat er in deze beide banden weinig te genieten valt. Alleen zal de gevorderde Walser-lezer, waarvoor deze in alle opzichten schitterend verzorgde banden bedoeld zijn, geduld moeten hebben en zwakkere teksten op de koop toe moeten nemen. Walsers meesterlijke, sterk associatieve stijl - Walter Benjamin sprak heel treffend van een ‘Sprachverwilderung’ - is echter bijna overal aanwezig, en met grote regelmaat leidt deze tot kostelijke formuleringen. Zoals in het verhaal ‘In was für Differenziertheiten’, waarin een student liefde opvat voor het meisje ‘Eulalia’. Aan de boorden van de ‘Greifensee’ zoekt hij toenadering: ‘Er wollte sie küssen, doch stiess sie ihn mit Elemantargewalt zurück, dass er in einen in unmittelbarer Nähe befindlichen, strebsamkeitserfüllten Ameisenhaufen fiel, wonach er ihr gestand, es gramsele und ameisele in ihm von sündigen Gedanken, demnächst Hauslehrer zu werden.’
Een gedeelte van de in Aus dem Bleistiftgebiet verzamelde teksten is ontstaan naar aanleiding van Walsers lectuur. Walser was, ondanks al zijn uiterlijke eenvoud en afkeer van ‘Bildung’, een zeer belezen persoon, iemand met smaak en visie op het gebied van de internationale literatuur. (Het beste bewijs daarvan levert Carl Seeligs alleraardigste boekje Wanderungen mit Robert Walser, waarin zeer rake opmerkingen van Walser staan over bijvoorbeeld Thomas Mann, Nietzsche en Strindberg.) Een ander gedeelte van de in deze twee banden verzamelde teksten, en zeker niet het slechtste, ontstond naar aanleiding van Walsers grootste hobby: het wandelen. Walser schrok niet terug voor voetmarsen van soms wel tachtig kilometer per dag, en veel van wat hij onderweg meemaakte vond zijn neerslag in zijn literaire werk.
Der Spaziergänger, zo heet een recent verschenen studie van Guido Stefani, waarin het centrale wandelmotief in Walsers werk wordt onderzocht. Wat is de betekenis van de wandeling in Robert Walsers werk? Waarom wandelen zijn figuren zo graag en zo vaak? Dat zijn de vragen waarop Stefani in deze schitterende en bovendien uiterst leesbare studie een antwoord probeert te geven. Stefani, die directeur is van het Zürichse Robert Walser-Archiv, onderscheidt Walsers wandelen van dat der Duitse romantici als Novalis, Tieck en Eichendorff, bij wie het wandelen werd ingegeven door vooral de ‘Sehnsucht’. Ook onderscheidt hij Walsers wandelen van dat der neo-romantici uit het begin van deze eeuw - men denke aan de Wandervogel-beweging, waarvan men sporen vindt bij Hermann Hesse en Max Dauthendey -, aangezien dit wandelen veeleer een protestkarakter en vooral een ‘Sendungsbewusstsein’ eigen was. Walsers wandelen daarentegen werd veroorzaakt door zijn levenslange isolement en contactarmoede. Zijn figuren leven zonder uitzondering alleen, hebben geen vrienden of goede bekenden, en aldus vormt de wandeling de enige mogelijkheid om met de gemeenschap nog enig contact te onderhouden.
Van zeer bijzondere betekenis zijn de hoofdstukken waarin Walsers verhouding tot de natuur wordt onderzocht. Stefani toont aan, vooral aan de hand van Der Gehülfe, dat Walsers figuren vooral dan in de natuur vluchten als ze in een crisis verzeild dreigen te raken. De natuur biedt dan troost. Maar ook onder normale omstandigheden voelen Walsers personages zich nog het meest op hun gemak in de natuur. Daar ervaren ze, althans in aanleg, wat Walser zelf eens heeft genoemd, het ‘reine Sein’. Dat wil zeggen, in de natuur wordt de last van het verstand, van het menselijke bewustzijn, als minder schrijnend ervaren. Bomen en dieren lijden niet onder de reflectie op het leven, zij zijn zonder meer. Stefani: ‘Der zentrale Unterschied scheint zu sein, dass die Natur einfach ist, der Mensch jedoch ständig über das Sein nachdenkt und es so nicht unmittelbar lebt, sondern es durch die Sprache und die gesellschaftlichen Konventionen verzerrt und problematisiert.’ Stefani - die hier een duidelijke parallel ziet met de behandeling van het thema mens-natuur in Rilkes Duineser Elegien - wijst er volkomen terecht op dat het streven naar dit ‘reine Sein’ een essentieel thema van Walser is. Bijna al zijn personages zijn naar het ‘reine Sein’, een ideaal dat natuurlijk nooit helemaal te verwezenlijken is, op zoek; en dit verklaart ook de afkeer van het intellect die Walsers figuren doorgaans eigen is.
Ten slotte iets over Robert Walser in Nederland. De Arbeiderspers heeft een vijftal jaren geleden kort na elkaar drie vertalingen van Walser op de markt gebracht. Het betrof hier respectievelijk Fritz Kocher z'n opstellen, De kuise nacht en Jakob von Gunten. Met uitzondering van het laatste werk mag men deze keuze achteraf ronduit slecht noemen. Fritz Kocher z'n opstellen, Walsers, debuut uit 1904, is een charmant boekje, maar laat toch weinig van de grote Walser zien. En de bloemlezing uit Walsers verhalen De kuise nacht staat zeker een of twee niveaus ten achter bij bovengenoemde bloemlezingen als Prosa of Der Spaziergang. De Arbeiderspers zal zich voor deze merkwaardige selectie moeten revancheren. Robert Walser verdient een grotere bekendheid in Nederland dan hij tot dusver geniet. Want de woorden die Susan Sontag nog niet zo lang geleden over hem schreef zijn volkomen waar. Die woorden luiden: ‘He is a truly wonderful, heartbreaking writer.’
■