Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Diny Schouten‘In mijn nieuwe boek speelt RSV-commissaris dr. J. de Vries inderdaad een rol, maar hij is er net zo in aanwezig als minister In 't Veld of ex-premier Den Uyl, hij is één van de honderd geïnterviewden,’ zegt schrijver-dichter Max Dendermonde, die zich van het schrijven van geschiedenissen van Nederlandse bedrijven een living heeft gemaakt in Florida, waar hij (om gezondheidsredenen) woont. Dendermonde spreekt ferm tegen dat hij in opdracht van de Verenigde Bedrijven Bredero een boek schrijft over haar voormalige werknemer. Wel stond Bredero een tijdelijke werkruimte af, die Dendermonde benut voor het schrijven van een boek over de bouwwereld in de jaren zestig en zeventig, dat De ruimtemakers gaat heten. ‘Het wordt een roman die gebaseerd is op feiten. De ondertitel is Het nut van de bezetenheid, en dat geeft wel aan wat mijn interesse is in die jaren: het utopische denken van wereldverbeteraars, dat in de jaren zestig zo sterk opkwam. Ik ben daar ironisch over, want het leidde tot niets, en toch maakt het het leven de moeite waard. Vergelijk het met verliefd worden, daar kijk je achteraf ook verbaasd tegenaan. Het boek wordt inderdaad geschreven in opdracht, maar ik zeg nog niet wie mijn sponsors zijn.’ Het lukt evenmin om aan Dendermonde mededelingen te ontlokken over zijn mogelijk vertrek bij Elsevier. ‘Als ik dit boek af heb, ga ik onverdroten voort met mijn boek over mijn alcoholverslaving, heb je daar niet iets aan? Het heet De kat op het spek, en ik bezie daarin Nederland met dronken ogen. Toen de Jellinek-kliniek me in 1962 weer op de been hielp, hebben zij me een subsidie gegeven om dat boek te schrijven. Ik ben er al vijfentwintig jaar mee bezig. Het zou tien jaar geleden verschijnen bij uitgeverij Veen, die me er ook een voorschot voor heeft gegeven. Of het boek daar ook verschijnt? Ik weet het nog niet, ik ben destijds bij Veen weggegaan, toen mijn redactrice, Marijke Bartels, naar Contact vertrok. Bij Elsevier raakte ik door alle ontslagen daar ook mijn vaste redactrice kwijt, Marjo Ariës. Voor mijn boek, De bekentenissen van Beth Nobbe, dat pas is uitgekomen, heb ik zelf de rol van uitgever op me moeten nemen. Het gaf me het gevoel alsof ik op een drijvende ijsschots was gestapt.’
‘Er is kritiek geweest op de keuze van Tessa de Loo als schrijfster van het volgende boekenweekgeschenk, bevestigt Dick Kok, interim-bestuurslid van de CPNB. ‘Die kritiek kwam zowel van de kant van de Groep Algemene Uitgevers (GAU) als van de kant van de Nederlandse Boekverkopers Bond, maar je kunt je afvragen of die kritiek Tessa de Loo als auteur geldt, of dat het een handvat was voor kritiek op het systeem. Het is heel vervelend voor Tessa de Loo dat zij als auteur zo in deze discussie betrokken wordt. Het besluit is een erfenis van de vorige directie, maar er zijn afspraken gemaakt, en zoals nette mensen die zaken doen met elkaar zullen we ons aan die afspraken houden. Wel zijn we er nog over aan het praten. De vraag is geweest of je telkens de top wilt hebben van de Nederlandse letteren, of dat je iemand stimuleert die aan de start van een schrijverscarrière staat. Het kan zijn dat we, als Tessa de Loo haar verhaal heeft ingeleverd, het in reserve houden. Het kan dus best zijn dat we het in 1988 brengen, en niet in 1987. Nogmaals, er zijn toezeggingen gedaan, en we zullen ons daaraan houden.’ De andere betrokkenen in de affaire reageren nogal schichtig. Voorzitter Van der Plas van de NBB wil ‘liever geen’ commentaar geven. ‘Er is wel kritiek van individuele leden, maar wij gooien op dit moment geen olie op het vuur. Er zijn al problemen genoeg tussen ons en de CPNB, waarvan wij nog steeds hopen dat ze tot een goede oplossing komen.’ Bert Bakker, sinds kort voorzitter van de GAU, zegt dat de reactie van uitgevers enigszins verbaasd was: ‘Het is een opmerkelijke keuze in de range die nu geweest is. Na 't Hart, Campert en Minco zou je eerder schrijvers als Bernlef, Mulisch, Rubinstein of Van Kooten verwachten. Maar er is erkend dat het ook wel dapper is, om een beginnend auteur te kiezen.’ Kan het zijn dat er wat jaloezie is ontstaan omdat wederom, na De ortolaan drie jaar geleden, uitgeverij de Arbeiderspers de gelukkige is, en dat de Arbeiderspers enigerlei dreigement heeft geuit om te verhinderen dat de CPNB nu terugkrabbelt? Directeur Sontrop ontkent: ‘Er is een afspraak. Ik heb zelf de gewoonte om mij aan afspraken te houden, dus ik verwacht ook van anderen dat zij dat zullen doen. Ik weet dat een lid van de GAU zo onverstandig is geweest om te droppen dat hij het een minder gelukkige keuze vond. Die is bij mijn weten door mijn andere collega's toch de mond gesnoerd.’ Een tekening van Jeroen Henneman van een naakte vrouw met slang, waarop de giftong van de een tegelijk de contouren vormt van de vrouwelijke pudenda van de ander, zorgde voor een venijnige correspondentie tussen uitgeverij Suhrkamp en Theo Sontrop van de Arbeiderspers. Hennemans tekening werd gebruikt als omslag van Uwe Johnsons novelle Schets van een verongelukte (Cingel-reeks), waarin de mannelijke hoofdpersoon, Duits emigré uit 1933, zijn leven vergiftigd ziet na de ontdekking dat zijn vrouw jarenlang een verhouding had met een fascist. Sontrop ontving van mevrouw Ritzerfeld, die Suhrkamps buitenlandse rechten vertegenwoordigt, een telex waarin hem gesommeerd werd het boekje onmiddellijk uit de handel te nemen, omdat het omslag niets te maken zou hebben met de inhoud. ‘Maar zoiets is absurd,’ zegt Sontrop. ‘In ons contract met Suhrkamp, de uitgever van de in 1984 gestorven Johnson, wordt er op geen enkele wijze over gesproken dat wij verantwoording zouden moeten afleggen over de keuze van het omslag. Die mevrouw heeft al vaker conflicten veroorzaakt over zaken die haar strikt genomen niet aangaan, dus heb ik over haar hoofd heen een brief geschreven aan directeur Unseld van Suhrkamp, waarin ik hem op heuse toon vraag om voortaan verstoken te blijven van dergelijke telexen. En er kan natuurlijk geen sprake van zijn dat wij gevolg zouden geven aan de wens van mevrouw Ritzerfeld. Unseld bevestigde mij dat het niet juist is dat men mij een dergelijke telex stuurt, maar vervolgens schrijft hij dat ook hij vindt dat het omslag niet bij het boek past. Ik heb teruggeschreven dat wij ons van onze kant niet bemoeien met de omslagen die een buienlandse uitgever kiest voor boeken van ónze auteurs, en dat ik me ook niet competent acht over hoe een omslag in Frankrijk, Duitsland of Engeland valt, dat verschilt van land tot land nogal wat. Het is honderd procent ongebruikelijk dat een buitenlandse uitgever zich met het omslag bemoeit. Mevrouw Ritzerfeld had destijds ook wat aan te merken op de tekening van Friso Henstra bij Hesses Narziss und Goldmund, waar een nogal luchtig geklede mevrouw op de knie van een mijnheer zit. Maar dat was absoluut geen ordinair of seksistisch plaatje of zo, en de inhoud van het boek gaf er aanleiding toe, net als in dit geval met Henneman, dat zul je met me eens zijn als je het boek gelezen hebt. Dat ze het omslag van Henneman obsceen vindt, is niet boven tafel gekomen, maar je zou het bijna denken.’ |
|