Communis opinio
Aan wie kan dat liggen? Aan Coolen, suggereren de samenstellers. Ik zou denken: aan Aarts en Van der Meulen, die ook Franz van Wezels roemruchte jaren niet in aanmerking namen als boek-van-het-jaar. Maar ze ontkennen iedere aansprakelijkheid en verschuilen zich achter ‘de communis opinio’: ‘Onze keuzen (...) zijn gebaseerd op een algemene smaak, door ons opgedolven uit handboeken, knipselarchieven, toptienen en tophonderden.’ Die ‘algemene smaak’ is dan wel de húidige algemene smaak, haasten ze zich te verklaren: ‘Wij kozen boeken uit lang vervlogen jaren met de smaak van nu’.
Dat is te merken. Men raadt ongezien wat de favorieten zijn: Nescio's Uitvreter, Thijssens Kees de jongen, Elsschots Lijmen (én Villa des Roses, én Kaas), Couperus (vijfmaal laureaat, met boeken als Van oude mensen en De boeken der kleine zielen, na respectievelijk dertig en veertig jaar voor het eerst herdrukt), Aletrino, Van Groeningen, Jacob Israël de Haan, Van Eedens Koele meren (dertig jaar niet herdrukt), Bordewijk, Du Perron. Het beste boek van 1944 is Twee brieven uit Westerbork van Etty Hillesum - uitgegeven in 1962. Hoe meer naar het heden, hoe voelbaarder de invloed van de literaire bestseller-lijsten: voor de laatste vijf jaar: Nooteboom, Warren, Mulisch, Claus en Bernlef. Wat zou er tégen zijn geweest, om ook voor de jaren ervoor de lievelingen van het publiek te nemen, afgaande op de verkoop? Nu levert de hele onderneming - en het is zichtbaar dat het een hele onderneming was - niets dan non-news op, het is het soort goede smaak dat reeds lang gecanoniseerd is in de handboeken van Knuvelder, Stuiveling en Lodewick.
Daarom, net als bij hen, géén Jacoba van Velde, géén Székely-Lulofs, géén Willem Walraven, géén Dola de Jong, géén Albert Helman, géén Top Naeff, géén Gerard Walschap, géén Henriëtte van Eyk, géén Bertus Aafjes, géén Maurice Gilliams, géén Andreas Burnier (volgens Van der Meulen en Aarts heeft zij na 1970 niet iets geschreven dat tot de toptien doordrong). O, ze worden wel genoemd, maar er was telkens een Oudshoorn of Emants die om duistere reden voor moest gaan, al is het met hun slechtste boek: Pinksteren, van Van Oudshoorn bijvoorbeeld, een buitengewoon vervelende novelle, of Lichte kost van Emants: het woord zegt het al. Vestdijk drie keer en Boon éen keer, dat kan dus zomaar, ongestraft. Van Schendel lijkt ook het slachtoffer van het rare geschuif: éenmaal kampioen, met niet zijn beste boek: Het fregatschip Johanna Maria. Bevreemdend is de keuze van Justine Abbing (pseudoniem van Carry van Bruggen) met Uit het leven van een denkende vrouw, terwijl Het huisje aan de sloot het aflegde tegen Bezette stad van Van Ostayen.
De dichtbundels (van Leopold, Van Ostayen, Bloem, Achterberg en Nijhoff) ogen er wat vreemd tussen. Natuurlijk, het zijn onze klassieken, maar je maakt wel de indruk frambozen met aardappels te vergelijken als je Hilda van Suylenburg uitroept tot een beter boek dan Gorters De school der poëzie, of dat Herfsttij der Middeleeuwen mooier is dan Brahman I, want ook de non-fictie mocht meedoen. Nooit geweten dat Kousbroeks Anathema's het wonnen van De Jongs Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.
Tot het genre van de nog veel nuttelozer ‘feiten’ behoren de vijf regels headlines, belangrijke gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis en belangrijke publicaties uit de wereldliteratuur, die bij elk jaar vermeld staan. Nooit geweten, of nooit geweten of ik wel wist dat Thijssens De gelukkige klas tegelijk verscheen met Das (moet zijn: Der) Schloss, en Ulysses tegelijk met Prutske. Ook niet dat de verschijning van Werther Nieland samenviel met de eerste atoomproeven in de Sovjetunie. Maar ook die feiten zijn, vrees ik, non-news.
■
1973
1949
1958
1918
1900