Ze probeerde de ernst niet op te heffen, noch de speelsheid gewicht te geven
Rommelige biografie over de Engelse schrijfster Stevie Smith
Stevie A Biography of Stevie Smith door Jack Barbera en William McBrien Uitgever: Heinemann, f 75,75
Me again Uncollected Writings of Stevie Smith Uitgever: Virago, 376 p., f 29,80
Judith Herzberg
Dit is een rommelige biografie vol herhalingen en tegenstrijdigheden. Plechtstatig, kleurloos en af en toe opeens persoonlijk: ‘It is nice to think of Stevie in those weeks (een vakantie) happy, delighting in the countryside, and so neglecting her muse. As she wrote “When I am happy I live and despise writing.”’ Merkwaardig dat de biografen juist uit hun objectieve rol stappen als ze het over Stevie Smith als niet-schrijvend mens hebben. Alsof ze even opademen; dat ingewikkelde, veeleisende verdrietige en geniale wezen heeft toch ook wel eens een tevreden moment gehad.
Van haar vijfde tot haar achtste jaar was Stevie in een kindersanatorium. Deze periode wordt warrig beschreven; het was blijkbaar moeilijk gegevens te achterhalen. Wij horen dat ze daar ‘three pints of milk a day and raw eggs’ te eten kreeg, en dat ze ‘enjoyed the prestige of being in the ward for those most ill: children who left after a short time were considered to count for less’. Een paar bladzijden later staat: ‘Once, reviewing an autobiography, she drew the wry moral that to remain an individual one must arrange to be an invalid as a child.’ In de aantekeningen kunnen we ook vinden wat de titel van haar boekbespreking was, waar en wanneer deze verscheen, maar daar wordt hier verder niet op ingegaan, de schrijvers gaan door met: ‘An individual she certainly remained.’ Dit is een voorbeeld van hoe gemakkelijk ze uitspraken van Stevie over anderen, of naar aanleiding van anderen, gebruiken als ‘eigenlijk’ uitspraken over zichzelf. Het boek wemelt van dit soort onheldere toepassingen van citaten. Een luie en ondoordachte manier van psychologiseren. Als ze dan, voortbabbelend over het effect van het sanatorium, beweren dat ‘it may seem odd to attribute her rivalry with children and her compassion for them to the same source, yet it is no more odd than that both should have existed in the same person’, en ik zie dat ik pas op bladzij 19 ben, dan is mijn hoop op verhelderend nieuws eigenlijk al vergaan.
Stevie Smith
Behalve een chronologische lijn, waarin ook veel vooruit en achteruit gewezen wordt, zie ik geen opzet in dit boek. Het lijkt of ijver de grootste drijfveer is geweest bij het verzamelen van materiaal, of de biografen een gigantisch aantal gegevens op kaarten hebben verzameld - gegevens uit gesprekken over haar, uit boeken, brieven, gedichten en boekbesprekingen die Stevie Smith zelf schreef - en daarna niet wisten hoe ze van al die gegevens een geheel moesten maken. Dat geeft niet zo heel erg; lezers met behoefte aan strenge systematiek interesseren zich waarschijnlijk niet zo voor Stevie Smith, die zelf ook een buitengewoon hak-op-de-takkerige manier van vertellen heeft. Maar wat een verschil in hoe. Bij haar wekt elke zin op tot meedenken, -lachen of -treuren, haar biografen met hun gezapige zinnen, werken, bij mij in elk geval, vooral op de gaap. Zo ploeter je door dat boek omwille van de informatie en red je je van citaat tot citaat. Op de allerlaatste bladzij, als B. en McB. het hebben over een ruzie die ontstond na Stevie Smith's dood over het al dan niet aanbrengen van een plaquette op haar huis, geven ze hun diepe ernst even op - ‘But the plaque was there by the summer of 1978 when two Americans, admirers of Stevie's poetry and at work on her biography, visited Palmers Green (waar ze zesenzestig van haar negenenzestig jaar gewoond heeft). The Palmers Green and Southgate Gazette published an account of her visit, which provided further evidence of Stevie's growing fame. When their biography was published in 1985 (deze dus) its readers learned, from a prefatory note by Stevie's executor, that a second biography was in preparation. Two biographies! How Stevie, who had enjoyed her late fame so very much, would have laughed.’ Als je dan, op bladzij -1, deze ‘note’ leest, zie je inderdaad dat dit boek niet door hem geautoriseerd is, en dat er een wél geautoriseerde biografie in de maak is. Ik ben daar erg
benieuwd naar, want al zwoegend door deze driehonderd bladzijden, begon ik me af te vragen of het wel mogelijk was, een biografie over iemand die zó weinig anders gedaan heeft in haar leven dan schrijven.
Tekeningen op deze pagina: Stevie Smith
Wat is de taak van een biograaf bij een leven waarin ogenschijnlijk zo weinig is voorgevallen (omdat ze steeds op één plek is blijven wonen, eerst, als kind, met haar moeder, zuster en tante, later alleen met haar tante), en waarin van wat er wel gebeurd is, door de schrijver zelf al buitengewoon onverhuld en met veel inzicht en raffinement verslag gedaan is. Waarin je zelfs zou kunnen zeggen dat dat verslagdoen tot de voornaamste belevingen behoort. In de wisselwerking tussen uitwendige gebeurtenis en inwendige beleving zal de laatste, vooral voor een schrijver, toch het meeste belang hebben.
Wat valt daar nog aan toe te voegen door een grover besnaard ander, die bovendien is aangewezen op de uitwendige gebeurtenissen en die wat de inwendige betreft, niet meer heeft dan het door de schrijver zelf al gereflecteerde?
Natuurlijk is het altijd leuk om literaire roddel te lezen en, voor wie haar romans leest, is het een extra gegeven dat Basil in The Holiday gebaseerd is op Orwell, en dat Hughie (in het verhaal ‘Beside the Seaside’) een buitengewoon irritant en vroegrijp jongetje, Jonathan Miller was en zou blijven. We horen dat Stevie vergeleken is met schrijvers als Virginia Woolf, Dorothy Parker, Blake, Kafka, Lewis Carroll, Edward Lear, Ogden Nash en James Joyce. Soms horen we ook wanneer ze welk boek zelf gelezen heeft, maar van enig begrip over hóé ze misschien door anderen beïnvloed is, is geen sprake.
Gelukkig citeren ze veel en uit veel verschillende bronnen. Maar ook dat werkte op mij net zo frustrerend als meekijken in een album waar een ander het tempo bij bepaalt, of het niet zelf hanteren van die televisie-afstandsknoppen. Gelukkig hebben dezelfde B. en McB. een paar jaar geleden een boek met uncollected writings van Smith uitgegeven: Me Again. Bij hun citaten uit haar werk verwijzen ze hier veel naar, en zo kun je met de twee boeken samen toch een soort inzicht krijgen, iets verder dan wanneer je alleen haar poëzie en romans kent. Bij Stevie Smith hangt alles samen - in haar boekbesprekingen van anderen vervlecht ze soms haar eigen poëzie, ze citeert zichzelf steeds en komt voortdurend bij eerder uitgewerkte ideeën terug. Zelfs in haar dichtbundels nam ze vaak gedichten op die ook al in eerdere bundels verschenen. ‘Only mediocrities develop,’ citeerde Philip Larkin (Observer, 23 januari 1972) in een bespreking van haar postuum verschenen dichtbundels Scorpion and other Poems en het is inderdaad opvallend hoezeer haar hele oeuvre, achteraf gezien, één geheel is. Hoewel vaak kinderlijk, naïef, frivool genoemd, geloof ik niet dat dat haar recht doet. Het hele begrip ‘kinderlijk’ zou herzien moeten worden ook waar het kinderen aangaat. Kinderlijk zou moeten betekenen: ernstig, onbevooroordeeld en bereid tot iets nieuws. Zoiets. Desmond MacCarthy wordt door B. en McB. aangehaald, die over Stevie Smith schreef: ‘For seeing everything with a child's ruth-