Vertrokken met zichzelf
Weglooproman van een zestienjarige
Fugue en haine majeure door Anne Saraga Uitgever: Ed. du Seuil, 167 p., f35,25
J.A. Groen
Hans Sleeuwenhoek vertelde onlangs in het televisieprogramma Rondom Tien dat in Nederland ieder jaar vijfentwintig- à veertigduizend kinderen van huis weglopen. Onder die weglopers zullen er niet veel zijn die over hun wegloopperiode een boek schrijven. Dat is in Frankrijk wel gebeurd. Daar heeft een zestienjarig meisje een roman geschreven over haar ‘fugue’ die plaats vond toen zij veertien was.
Het boek, met de prachtige titel Fugue en haine majeure, is een groot succes geworden. Zo'n succes doet denken aan dat van een heel andere roman, Sue Townsends Adrian Mole. Er zijn echter duidelijke verschillen. In de eerste plaats is Townsends boek internationaal bekend geworden, in de tweede plaats is Fugue en haine majeure door de adolescent zelf geschreven, terwijl Townsend, hoe goed zij zich ook kan inleven, noodzakelijkerwijs schrijft vanuit haar positie als volwassene en moeder.
Dat boeken als die van Townsend en Saraga zoveel succes hebben komt waarschijnlijk mede door de verhoogde belangstelling voor adolescenten en hun moeilijkheden. Maar dat niet alleen, het zal ook veel te maken hebben met de moeilijkheden die ze steeds meer lijken te veroorzaken! Dat gaat dan vooral over agressie en het druggebruik.
Maar daarover gaat Saraga's boek niet, zij gaat zich niet te buiten aan agressieve handelingen en houdt zich verre van hard drugs. Zij is eigenlijk een keurig meisje uit een keurig milieu, dat grote moeilijkheden heeft met het losmakingsproces van de ouders en op een gegeven moment geen andere oplossing ziet dan zich concreet los te maken door weg te lopen.
De psychoanalyticus Peter Blos noemt dit in zijn boek The adolescent passage (1979) ‘concretisation’ en bedoelt daarmee dat adolescenten vaak niet de mogelijkheid hebben een intrapsychisch conflict op te lossen zonder het in een of andere vorm in handelingen om te zetten.
Het conflict van Anne Saraga is dat van veel adolescenten, en ontstaat door twee tegenstrijdige tendensen. Aan de ene kant wil zij zich individueren, aan de andere kant wil zij zich gekoesterd en beschermd blijven voelen. De moeder speelt hierbij de belangrijkste rol.
Peter Blos spreekt over ‘het tweede individuatieproces’ en verwijst daarmee naar wat door de psychoanalytica Margareth Mahler over het kleine kind is beschreven als de separatie-individuatiefase, die zij ook wel de ‘psychologische geboorte’ noemt. Of de tweede individuatiefase goed verloopt zal mede afhangen van het slagen van deze ‘geboorte’. Daarbij moet de rol van de vader zeker niet worden onderschat, en wat dat betreft heeft Anne Saraga niet geboft.